Mompelend en schoorvoetend deed ik de deur open en stond ik op de dorpel van mijn eigen huis. Het rook er dikkig en zoet, maar ik rook ook dat de lucht vijf dagen had stilgestaan; hier had niemand door de gang gelopen, hier was geen deur open of dicht gedaan, hier was niet gekookt of gedoucht. Het rook er zoals het kon ruiken in het huis van mijn ouders, wanneer we na zes weken terugkwamen van vakantie. Alsof je met het openen van de voordeur je huis wakker maakt, vergelijkbaar met de eerste ademteug van de baby nadat hij op z’n billen geslagen is na de geboorte. Maar deze keer kwam ik niet thuis met mijn familie. En het was zéker geen vakantie geweest. Ik voelde me net het onbekende naamloze zusje van de verloren zoon. De kleren aan flarden gescheurd, alsof er met een verroest mes naar haar was uitgehaald, alsof ze zojuist in een horrorfilm de hoofdrol had gespeeld; ze heeft het koud en bibbert. Ze is voorbij het stadium van huilen en kijkt me met bange ogen aan. Als het over drugs was gegaan, zou ik schrijven dat ik een terugval gehad heb. Vijf dagen van de wereld geweest. Vijf dagen ‘in de wereld’ geweest. Zo in de war dat ik zelfs de tijden van mijn werkwoorden niet in één lijn kan krijgen. Deed of doe ik de deur open? Ben ik allang weer thuis?
Schaamte. Teleurstelling. Verdriet. Alles wat Adam en Eva misschien ook wel als een te zware deken op hun schouders gelegd zagen. Zo duidelijk heb ik weer gezien, alsof ik het -nogmaals- nodig had, dat God ‘daar’ niet te vinden is, ook al is Hij natuurlijk ook daar waar ik ben, maar het is alsof ik Hem daar in een glazen wekpotje duwde, om die vervolgens ergens in de kast op te bergen, terwijl ik tegen beter weten in mijn leegte probeerde te vullen met andere zaken. Ik legde Hem bewust het zwijgen op wanneer ik Zijn gedempte stem tegen de glazen wand hoorde resoneren, wendde bewust mijn ogen af omdat ik wist dat ik de Zijne vol bewogen tranen zou treffen en in plaats van me te storten in Zijn armen, verdween ik in de duisternis, als stapte ik doelbewust een te dichtbegroeid bos in, wetende dat het midden van het bos niet bereikt zou worden door alsmaar rechtdoor te blijven lopen, maar enkel door ‘er’ langer te verblijven dan die ene seconde waarop ik mezelf voor de gek hield en mezelf voorhield dat ik alleen maar een aai over mijn bol wilde en dat daar niks mis mee is. In plaats daarvan een zachte aai werd ik gegrepen door een macht die zo kleverig was, en zoveel handjes had, dat hoe meer ik probeerde ervan los te komen, hoe vaster ik kwam zitten en hoe viezer ik werd. Het leek op klodders donkere stroop op een witte, kanten jurk. Ook de haren waren kleverig en hingen in slierten om de wangen, als was ze net uit de zee gelopen met zeewier om haar benen.
Is zij mij? Haal ik ook de persoonsvormen door elkaar? Ze komt vertellen wat ze heeft meegemaakt.
Er werd geschoten. Op klaarlichte dag. Een zonverlichte dag. Er vielen rake verbale klappen. Poging doodslag, een arrestatie.. de politie wilde ook mijn verklaring afnemen .. ik hoorde iemand tussen al zijn vloekwoorden door zeggen: ‘die gast staat vanavond weer buiten joh, daar doet de politie helemaal niks mee, we lossen het vanavond zelf wel op, dan plakken we die camera’s af, en dan stappen we met een paar ijzeren staven daar naar binnen, komt goed, man.’
Veel gevloek, T-shirts met doodskoppen erop, seksueel gewelddadige muziek uit de speakers, onvergevingsgezindheid, wraak, dreigen, inhoudsloze filmpjes op Facebook.. Nonchalant haalt hij een mes uit zijn jaszak: ‘niet aankomen’ zegt hij op ferme toon, ‘want dan zitten je vingerafdrukken erop’. Hij spoelt hem af onder de kraan en snijdt de tomaatjes in kleine blokjes voor de salade van die avond.
Elke seconde dat ik ‘er’ was, wist ik dat het een dag zou worden. Een dag teveel. Die aai over mijn bol ging inmiddels zoveel dieper dan mijn hoofd; het deed zeer aan de huid van mijn hart en de wond werd verbonden met een doek van leugens, zoals alleen een mitella te strak geknoopt kan worden in je nek en je meer pijn hebt van je gebrokenheid dan dat het helende ondersteuning biedt; het stugge doek was doordrenkt van leugens, alsof iemand zijn kroontjespen niet van de stof had gehaald, waardoor die helemaal was leeggelopen. Ik probeerde te lezen wat er stond, maar omdat het in één penbeweging was geschreven, aan-elkaar-en-zonder-spaties, moest ik het ook in één ademteug lezen om het tot zijn recht te laten komen. En ik laslaslas: Nu heb je het echt verpest bij God, je kunt niet meer terug. Je ging er toch zelf mee door? Ik snakte naar adem, wie haalt die prop uit mijn mond. Maar ik wist: ‘ik heb zelf uitgeblazen, waar haal ik nou nog mijn lucht vandaan.’ Wiens kaars had ik gedoofd?
Heel ver weg moest ik denken aan wat mijn vader ooit tegen me zei, toen hij me leerde autorijden. Hij zei: ‘Als je een fout maakt op de snelweg, moet je die nooit snel willen herstellen, je moet die fout afmaken.’ Concreet was dat bedoeld voor als ik bijvoorbeeld plots zag dat ik hier rechtsaf had moeten gaan, maar nog op de verkeerde baan zat, ik wilde alsnog mijn auto naar die afslag sturen, tussen al de auto’s door. Mijn vader zei dan: ‘Niet doen. Doorrijden. Maak je fout af.’
Zo voelde het een beetje de afgelopen week. Bij de eerste aanraking van de duisternis wist ik dat ik een fout had gemaakt; er ging niet alleen letterlijk maar ook in het geestelijke een deur open, en tja vies is vies, dus kan ik net zo goed naar binnen en hier blijven, maandagmiddag, maandagmiddag-en-nog-een-half-uur, maandagavond, maandag-vlak-voor-en-na-middernacht, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, doorrijden Saartje, maak je fout af. Maar er was niks ‘af’ te maken. De weg had geen einde, en het voelde alsof ik niet vooruit ging, het was alsof ik in een vierkante, glazen bak was gegoten, als was ik van onkneedbaar gummie, die niet eens een vriendschap op had kunnen bouwen met die domme rode en gele beertjes van Haribo. Ik kon alleen nog maar waarnemen waar ik was beland. Eigen schuld. Het voelde een beetje als een locked-in syndroom, waarbij ik wel wilde laten weten dat ik er nog was, maar niet de mogelijkheden zag om mezelf kenbaar te maken. Alles wat me in het ‘nu van God’ had kunnen houden was weg; ik had wel een Bijbel op schoot liggen, maar het had net zo goed de overlijdensadvertentie van mijn ex-schoonmoeder kunnen zijn. Woorden ter kennisgeving. En dan sla je de pagina om naar de cryptogrammen. Ik wist niet meer welke dag het was, er hingen nergens klokken. Hoor mij! Zie mij! Mijn ogen zeggen álles, maar ik kan ze zelf niet zien, wees mijn spiegel en laat mij lezen wat ik niet meer zeggen kan. Haal me hier weg!
Plots zie ik mezelf weer op die snelweg. Ja, ik had naar rechts gemoeten, ja, ik héb de bordjes heus wel gezien die me die kant op wezen, ja, ik heb er niet naar gehandeld, ja, ik heb daardoor de afslag gemist. Maar nu zie ik ineens dat er ‘gewoon’ een nieuwe mogelijkheid komt om van deze razende weg te komen, deze weg die ik alleen maar kan beschrijven als hel, enkel en alleen omdat ik van het leven beroofd lijk te zijn, een beroving waar geen einde meer aan zou komen, alsof er steeds een nieuwe leegte in mij wordt uitgegraven waardoor ik nog meer gevuld kon worden met niksigheid. Het voelde alsof ik elke ademhaling de eeuwigheid tot me nam. En dat maal eeuwig. En adem weer uit. Uit mezelf had ik dit niet gekund. God gaf de afslag. En ik stuurde Zijn kant op. Blijkbaar heb ik de afgelopen vijf dagen wél gereden.. Ik kan er hier wél af. Ik herinner me ook ineens de rest van mijn vaders woorden van destijds, dertig jaar geleden op die echte snelweg. Hij zei namelijk niet alleen dat ik de fout af moest maken. Hij zei ook: ‘En dan pak je gewoon de volgende afslag.’
Gewoon.
Zo gewoon is Gods genade niet.
Maar toen ik eenmaal mijn knipperlichten had aangezet en mijn stuur de juiste richting op had gezet, vouwde de bocht zich als een lieflijk welkom om mij heen, als waren de twee strepen, eentje rechts en eentje links van mij, twee armen die me vasthielden. Dit was méér dan een aai over mijn bol. Aan deze weg komt nooit een eind.
Ik nam die afslag. Vandaag. Vanmiddag.
Ik ben weer waar ik moet zijn.
Het ruikt er dik en zoetig.
Ik ben thuis.
Posted by Potamotrygorgeous Mäh | Filed under Sheep