Of ik met hem ging schaatsen, vroeg mijn neefje van 3,5. Ik had geen zak zin, na een stroperige week was ik de hele dag al stroef en nukkig en ik had het koud, alles op de fiets moeten doen, naar de kerk, gehuld in een fake glimlach en een dekbedjas, hopende dat de vulling mijn tranen zou kunnen absorberen, in de kou op de fiets terug naar huis, in de kou op mijn fiets naar mijn ouders, daar een belofte nakomen, in de kou op de fiets naar de winkel, in de kou op de fiets terug naar huis. En vervolgens in de kou op de fiets naar de schaatsbaan. Ik doe dit voor hem, dacht ik, en ik ga niet laten weten dát ik het voor hem doe. Suck it up, kom op met je glimlach en je dekbedjas. Jouw zwaarte is niet de zijne.
Kom daar aan bij het sportcentrum, mijn tenen bevroren, geen idee waar de kassa is, waar is de schaatsbaan hier, vraag ik. Een meisje achter een balie wijst naar een lange gang. Hier doorlopen, dan met de bocht mee naar rechts, dan helemaal achterin, en dan naar beneden. Na haar aanwijzing ‘hier doorlopen’ was ik de weg al kwijt, ik kon gewoon geen informatie meer vasthouden. Mijn hemel, wat een kloteweek laat ik achter me en wat een kippenhok stap ik hier in, overal kinderen, overal echo’s van vriendjes van kinderen, wat hebben al die mensen veel kinderen bij zich, overal schreeuwend rood en groen en geel en glimmend speelgoed, waar moest ik nou naar rechts? Overal bordjes.. Bowlingbaan.. zwembad.. midgetgolf, vergaderzalen.. kantine.. Naar beneden? Er is meer dan één trap, welke moet ik hebben dan. Het voelde alsof ik door iemands nachtmerrie wandelde, de hoeveelheid kinderen die mensen produceren of meenemen, het duizelde me. Had heel Nederland hier vandaag z’n verjaardagsfeestje ofzo? Waarom is iedereen bevriend met elkaar? Ik vond een deur, die maar proberen.
Toen ik die deur achter me sloot, was het plots razend stil.
Het bracht me naar een gevoel alsof ik backstage was ergens. Zat ik werkelijk in iemands droom? Ik moest naar beneden, zei ze toch? Waarom staan hier nergens bordjes. Waarom is hier niemand. Ik stond in een gang die eigenlijk veel te smal was en veel te hoog. Ik denk dat als ik hier was blijven staan en ze de sporthal dicht hadden gedaan, dat voor eeuwig had kunnen verdwijnen in deze hal. Verderop zag ik ik een soort van koelcelflappen die er meer uit zagen als rodeodeuren, maar dan verticaal opgehangen. Die maar doen dan? Eenmaal erdoorheen voelde ik een kou die ik alleen maar kan omschrijven als schaatsbaankou, een vreemd droge lucht met een apart soort beweging erin, net zoals de Praxis een onmiskenbare eigen geur heeft, dat herken je ook meteen. Ik rook heel veel bakjes oude friet met mayonaise en hoorde onregelmatig hard gebonk tegen houten wanden. Ja, dit zal het zijn. Schaamtelijke flashbacks naar een periode waarin ik 16 jaar was en op vrijdagavond ging discoschaatsen, aangetrokken door foute jongens, met wie zoenen beter ging dan praten, want ze vonden vaak dat ik te moeilijke woorden gebruikte.
En nu ging ik schaatsen met een nieuwe man. Een jongen van 3,5 jaar, die mij tante Mäh noemt. Ik zag hem op een bankje zitten, manmanman, die ogen, hij heeft de mooiste ogen die ik ooit gezien heb. Als hij naar me kijkt, voel ik weer dat ik besta.
‘Tante Mäh, ik heb twee ijsjes onder mijn voeten, kijk’, zei hij, en hij liet de twee ijzertjes zien die onder zijn schoenen waren vastgeknoopt. Ik dacht dat dit soort schaatsen serieus alleen maar in kinderboeken bestond.
Waar moet ik een kaartje kopen, vroeg ik aan mijn schoonzusje.
Ze keek verbaasd. Huh, hoe ben je binnengekomen dan, vroeg ze.
Ik glimlachte naar boven en dacht: een cadeautje van mijn hemelse Vader.
We zochten een schaatsrekje voor mijn neefje, dat ook dienst had kunnen doen als sneeuwschuiver, zo slecht was de baan onderhouden, en we gingen het ijs op. Ik kon het nog net zo goed als 30 jaar geleden en te midden van al die mensen voelde mijn eenzaamheid eventjes niet zo vreemd aan. Het was alsof ik me omhuld voelde door ‘mij’, en niet zozeer door mijn jas. De hectiek om me heen steeg boven mijn innerlijk verdriet uit. Ik geloof dat ik hier vier uur zou kunnen schaatsen zonder me te schamen dat ik hier vier uur in mijn eentje heb geschaatst. Ik keek om. Mijn neefje kon het zo mogelijk nóg slechter dan ik en was nog niet voorbij de eerste bocht. Mijn schoonzusje stond gebogen achter hem en duwde hem én zijn rekje vooruit. Ze was moe, zag ik.
Na een aantal rondjes had mijn neefje het wel gezien. ‘Kom jij thuis met mij spelen’, vroeg hij, terwijl we traptreden afdaalden die hoger waren dan zijn heup. ‘Niet vandaag, ik kom.. eh.. heeft hij al besef van datums, snapt hij het concept van over twee weken, of moet ik zeggen dat ik de 30ste kom, dat is op een maandag, in de ochtend en dan komt mama mij met de auto ophalen van het stati..’ maar ik zag aan zijn ogen dat hij al was afgehaakt. Nee was een goed genoeg antwoord blijkbaar, en hij stapte in de auto. Is hij nou zo klein, of is alles ineens zo groot? De verhouding peuter – Skoda deed pijn aan mijn ogen.
Geef je tante Mäh nog een knuffel, vroeg mijn schoonzusje. Zijn glimlach werd breed, ogen groot en hij wurmde zichzelf uit het autostoeltje, sprong op de grond en liep op me af. Ik weet niet wiens armpjes wiens lijf het eerste raakte, hij mij of ik hem, of was het jas tegen jas. Ik sloot hem niet alleen in mijn armen, ik sloot hem in mijn hart, waar hij vanaf zijn geboorte al woonde, sinds dat ik hem in het ziekenhuis voor het eerst zag. Mijn broer, mijn kleine broertje was vader geworden, ik was zo trots. Mijn schoonzusje lag aan de andere kant van de kamer in bed, met mijn broer ernaast, mijn zus, mijn vader, mijn moeder. Maar mijn ogen en mijn voeten liepen meteen naar dat bakje. Daar ligt ie. Volgens mij was het voornamelijk ingebakerde mummie met een rozig hoofdje eruit. Er lag een lijfje met pikzwart haar te slapen. Mag ik hem aaien? Mag ik hem nog een keertje aaien? En als ik beloof dat ik stop met aaien, mag ik dan wel blijven kijken? Voor altijd?
Ik til hem op, daar buiten bij de schaatsbaan. Een lijfje van 3,5 jaar tegen mijn ziel aan. Een mensje dat graag wil dat ik met hem kom spelen. Een levend mensje dat helemaal uit zichzelf ervoor kiest om mij om zich heen te hebben, op een schaatsbaan en in een omhelzing. Goud. Puur goud.
Posted by Potamotrygorgeous Mäh | Filed under Sheep