Image

presents love company

Sheebo just heard the weirdest of sounds.

And so he went to investigate.

It seemed to come from above.

So Sheebo climbed up.

There it was! Or better said: there she was! It seemed a sheep in distress.

How did you get here, Elsa asked.
I can ask you the same, he replied.

Sheebo tried pulling Elsa out of her distress.

He did a fairly good job. Or a unmistakenly poor one. But he got her out regardless of the quality of the job.

I am here, Elsa bleated.
Me too, he replied.

Elsa said: I wasn’t in distress at all, that’s just Pota’s interpretation.
She made Sheebo follow her gaze.

I deliberately locked myself behind bars, because I didn’t want to unpack those gifts alone, Elsa said. Not only does misery need company, but presents need them as well.

Image

Alle kamers

Volgens mij wist hij dat ik zou komen want aan zijn snoet te zien had hij al zo’n lange lijst in zijn hoofd van spelletjes die hij met mij wilde spelen, dat hij alleen nog maar verlegen wegkijkend kon grijnzen. Waar moesten we in vredesnaam beginnen? Boven.

Ik tilde een zware tas op waar alle blokken van Babel rustig, kleurig en door elkaar lagen te wachten om weer te worden opgebouwd, maar eenmaal op zijn eigen kamer koos mijn neefje voor rails. We gaan door de hele kamer leggen, zei hij. In zijn tunnelvisie duwde hij zijn moeder zowat de deur uit toen hij de deur dicht wilde doen, en ik moest ook aan de kant, want het kleed moest opzij, want anders konden we de bocht niet om. Daar gingen we dan.

In de andere, kleinere zak lagen stukken rails, recht naast gebogen, en dubbel-spoor-rails. Mijn neefje zei dat we ook pilonnen nodig hadden en een roodwitgestreepte overgang om te voorkomen dat er ongelukken op het spoor zouden gebeuren. Mijn oog ging echter uit naar de elektrische verwarming die tijdelijk in de kamer was gezet, met openingen aan de bovenkant waar zijn vingertjes gemakkelijk in zouden passen. In mijn eigen baldadige rebellie had ik graag mijn vingers in die gaatjes willen steken, gewoon om te kijken of het zou passen, of om de gebogenheid van kleine ronde openingen, alsof iemand een perforator had gebruikt, tegen mijn vingertoppen te voelen. Of eigenlijk als automatische reactie die ik heb als iemand ‘pas op, heet’ zegt, puur om te kijken wat jij heet noemt. Maar ik zat nu naast een kind van vijf, dus moest ik de volwassene spelen, en dat betekende helaas geen vingers in ronde gaatjes. In plaats daarvan zette ik twee plastic witte schaapjes, die ik in de zak vond, langs het spoor om de boel een beetje in de gaten te houden.

Na drie bochten was mijn neefje uitgespeeld en leek hij vooral te willen laten zien wat hij allemaal aan tijdverdrijf in zijn leven had. Hij trok alle voorleesboekjes uit de kast, opende er een paar, maar toen ik voorlas wat ik op een pagina zag staan, mocht dat niet. Hij wilde het boekje alleen maar zíen, zei hij, en klapte de dik kartonnen pagina’s weer op elkaar. Hij wees op een ander kastje, waar nog meer boeken in stonden. En vanaf dat moment was hij los. Ik kroop hem achterna, alsof ik een hol in ging, net als Alice in Wonderland, en ontmoette een wereld met een oneindige hoeveelheid knuffels, waarbij het leek alsof er overal wel twee of drie van waren.. drie aapjes, twee eekhoorns, twee hertjes, twee dezélfde konijnen zelfs. Een gedeelte van zijn bed werd het water en we roetsjten van de spijlen of van een zelfverzonnen hoogte van een onzichtbare glijbaan om een zo hoog mogelijke salto te maken, waarbij we regelmatig buiten het zwembad terecht kwamen, waar méér plezier te halen viel. Toen één van de salto’s per ongeluk de lamp raakte, die aan de onderkant open was, werd een nieuw spel geboren. Kun jij jouw knuffel ín de lamp gooien? Moeten we dan hard gooien? Met onze ogen dicht? Tegelijk? Onderhands? Lachend? Springend?

Toen zijn voeten weer op de grond kwamen, rende hij naar de badkamer, zoals alleen kinderen kunnen bewegen, het is lopen én rennen én mededelen tegelijkertijd: even. stap. een. stap. slokje. stap. water. stap. drinken. stap. hoor. Ik zag hoe zijn blote voetjes (waar waren zijn sokken gebleven?) ieder op hun eigen vijf teentjes stonden op een uitklapkrukje dat waarschijnlijk alleen zijn gewicht kon houden en hem net iets groter maakte in het leven, waardoor hij met zijn bovenlijf half over de wasbak kon hangen om te drinken. Ik heb dorst, zei hij, en ik kan een boer laten, hoor maar. En voordat ik er erg in had, bevonden we ons in één van de wasbakken, hij daadwerkelijk, ik fictief. We hadden een knop achter de kraan gevonden die, als je die heel abrupt naar beneden duwde, ervoor zorgde dat de stop van de gootsteen omhoog schoot. Hoe hoger de stop kwam, hoe meer plezier we hadden. Ook zijn moeder, die een banaan kwam brengen, moest blijven kijken om het te zien.

Balancerend met zijn kleine kontje op de rand van de wasbak, waarbij ik zijn warme rug steeds vertrouwder tegen mijn arm begon te voelen, want wat als hij z’n balans verliest en naar beneden kukelt, ontdekten we alle nuances tussen warm en koud water. Warm op je blote teentjes, warmer op je wreef, koud op je hak. Met zijn voeten begon hij het water in de andere wasbak te scheppen, waarbij net als in het zwembadspel in zijn slaapkamer, niet alles binnen de gebruikelijke grenzen viel. De helft van het water lag op de grond, de andere helft was stilletjes zijn spijkerbroek in gedrongen.

Even deze banaan eten hoor, kijk ik pel hem net als een aapje, zo, kijk, aan deze kant pel ik hem. Maar na één hap strekte hij zijn arm voor zich uit: ik moest het zachte kontje van de banaan af bijten, want dat lustte hij niet. Vervolgens brak hij het fruit in tweeën, strekte twee armpjes voor zich uit en zei hij dat hij teveel had, en ik moet een schone broek! Ik tilde hem uit de wasbak en liep hem achterna, zijn slaapkamer in, waar hij zelf een nieuwe broek uitkoos. En terwijl ik dacht dat hij zijn broek aan ging trekken, liep ik terug de badkamer in om daar even schoon te maken, toen ik na drie seconden een vreemd soort zacht continu geplof hoorde.. het klonk als een kleine mattenklopper op een dekbed, dat lieflijk in veren belandde, maar het was mijn neefje, op en neer op het het bed van zijn vader. Jij moet mij raken voordat ik me verstop, zei hij springend, waarbij hij daarna prompt plat op z’n buik ging liggen met zijn armen langszij. Ik moest me zó ontzettend inhouden om hem niet te raken – of van het bed af te duwen – want hij leek vooral plezier te halen uit het gevoel van ‘net niet’, dus dat deden we. Ik kon er steeds nét niet bij.

‘Hé, waar is jouw banaan trouwens, heb je die nou al op?’
Nee.
‘Waar heb je die dan gelaten?’
In de prullenbak, oh weet je wat ook leuk is? In mama’s kamer, kom!

En in mama’s kamer maakten we de grootste troep. Alsof hij geen vijf jaar was -of dit eerder had gedaan- haalde hij binnen no time het héle kingsize bed af, om vervolgens de topper op de grond te schuiven, dubbel te vouwen en daar zijn zwembad te maken. De aanloop ernaartoe bestond uit een rondje rennen op het bed om er vervolgens vanaf te springen. Nu moest ik hem wel raken. zei hij. Ik koos een kussen en tikte per sprong zachtjes zijn kleine lijfje aan. Zijn billetjes, zijn oren, zijn borst, zijn pols, zijn schaterlach.. Omdat ook ik me inmiddels volledig liet leiden door wat er om me heen gebeurde, was ik meteen afgeleid toen ik in de boekenkast aan mijn rechterkant ik een fotoboek zag staan met op de voorkant een piepklein neefje, toen nog met piepzwart haar. Ik zei: ‘Toen was jij nog zo klein! Weet je dat nog?’ Hij antwoordde: Ik ben nou al groter, weet jij hoe groot ik ben? Hoe of welk antwoord moest ik daar nou op antwoorden anders dan een vragende nee?

Hij nam me mee naar zijn groeimeter en wees alle streepjes aan die aan het handschrift te zien gezet waren door een volwassene. En hier was ik geboren, en hier was ik al groter, en hier was ik nog groter en hier was ik nóg groter. Bij het laatste streepje stond de tekst ‘4 jaar, 4 maanden’. Dat streepje was hij in ieder geval in leeftijd inmiddels ontgroeid en ik zei: ‘Zullen we een nieuw streepje zetten, om te kijken hoe groot je nu bent?’ Hij rende ergens naartoe en kwam terug met drie kleuren stift. Welke vind jij mooi? Ik koos blauw. Mijn neefje ging tegen de muur staan en daarna zagen we samen dat hij met zijn huidige ‘4 jaar, 10 maanden’ een nieuw streepje had gekregen. Ook ik moest tegen de groeimeter aan gaan staan. Nee, met je rúg er tegenaan. En met je hakken tegen de muur. Hij klom op zijn inklapkrukje maar kon er toen nog steeds niet bij. Ik moest me inhouden om niet tegen hem te zeggen dat hij op de kast moest klimmen en zette het streepje maar gewoon zelf boven mijn hoofd. En hoe oud ben jij? Dat moet je er ook even bij schrijven. Ik dacht even aan mijn eigen groeimeter in het leven, waarbij mijn streepje vanaf nu alleen maar láger gezet kan worden. Hoe leg je dat een kind uit? Dat je in je volwassenheid juist weer kleiner gaat worden? Zou ik dan ook weer op bed kunnen springen alsof het mijn eigen duikplank is, mijn ogen dicht kunnen doen en denken dat ik onzichtbaar ben, of denken dat iemand me écht net niet kan raken? Waarom pas ik niet meer in een wasbak?

Toen de anderhalf uur precies anderhalf uur hadden geduurd waren mijn neefje en ik weer beneden. Ik vatte de ervaring samen met: ‘Ik geloof dat we élke kamer wel gehad hebben.’ Achter me hoorde ik bekende voetjes, dat vijfjarige lopen en rennen op blote voeten tegelijk. De trap op. En toen er een klein jongetje boven stond, hoorde ik zijn stem: Tante Saar, ga je nog even mee naar de zolder om daar te spelen?
Ik vroeg: ‘Waarom?’
Hij zei: Want dan hebben we echt álle kamers gehad.

Image

kaas, alle soorten

‘Mogen we echt álle soorten kaas eten voorafgaand aan de ziekenhuisopname?’ vragen we.

Ja, zegt ze, dat staat toch in de folder?

‘Dus ook komijnekaas?’

Nee mevrouw, die natuurlijk niet.

‘Want?’

Want daar zitten pitjes in.

‘Oh, en brandnetelkaas dan wel weer gewoon?’

Nee, die ook niet.

‘Want?’

Daar zitten blaadjes in.

‘En fenegriekkaas?’

Nee, ook niet natuurlijk.

‘Want?’

Daar zitten zaadjes in.

‘Maar verder wel gewoon alle soorten kaas , zoals in de folder staat?’

..

Image

Now you see him.. now you don’t

And in shame the herd hides.. or at least one sheep does. He asked us if he could take off into namelessness so that when he does get called, he doesn’t have to lie that he didn’t know it was about him. His bleating makes him vulnerable. It’s like opening up his wool, only to experience that this causes people to stare in disbelief, not offering any closeness, nor warmth, so he reverbs back to the default position, which is hiding in wool, pretending himself to be a sheep, so he never has to ask himself ‘what is wrong with mäh’.

‘Please fragment me’, he pleads. ‘The weight of just one beam of light on the whole thing blinds me. Please fragment me.’

We allow him.

“I feel stuck,” sheep says. “I see myself gravitating somewhat towards thinking to numb myself. Why does the dark web light up so much?”

We know that it’s all just a bit much lately and sheep needs to FEEL this, instead of someone mentioning accountability and such to him, because for now that will not help him and will only leave him feeling more unheard.

“I am experiencing mähssociative episodes,” sheep says. “I feel so different from the other sheep in the herd, I seem to experience things so fundamentally different. Sudden thoughts of even hurting myself scare me, Pota, that is not me at all, that’s you, and not even the current you. The intense mood swings that engulf me in such a way that I just can’t stop crying for no reason. I notice that my language is ‘off’ too, sometimes I just can’t seem to find the most basic words to form a sentence.”

We see how sheep doesn’t seem to feel safe anywhere, but with us. Everything else feels as if there is glass in between and we aren’t sure if he put the glass there or if he actually is the glass. And when the glass breaks, it hurts him.

“Someone this morning asked me: what is it like to be you?,” sheep continues. “I was surprised by that question. And by my answers. Because out of me came: difficult, sad, misunderstood, lonely. Why did rejection rose up out of his grave to wrap his arms around me, Pota? I am just too tired of thinking: if you do understand and love me, that’s a privilege..”

We asked sheep how much he weighed. He didn’t know.

Image

rechtlijnig? richtlijnen!

Ik had iemand aan de lijn naar aanleiding van een brief die ik gestuurd had. Zij hadden een vacature, ik vakantie.. Mijn email bevatte een bijlage, waarin mijn antwoorden stonden op vragen die ze hadden (beschikbaarheid, motivatie, hobby’s, achtergrond, ervaring, etc.), maar ook ook de vraag: “Ben je bereid om de richtlijnen en procedures van onze organisatie te volgen?” Daarop antwoordde ik: “Ik weet de richtlijnen en de procedures niet; ik kan hier geen antwoord op geven.”

De vrouw belde me en zei dat ik het formulier niet volledig had ingevuld. Verbaasd vroeg vroeg ik over welke vraag het ging. Ze zei: “De vraag of je bereid bent om onze richtlijnen te volgen.” Ik zei dat ik daar wel op geantwoord had, toch, namelijk dat ik niet weet wat hun richtlijnen zijn en dus geen antwoord kan geven op de vraag. Ik zei dat ik nog had gezocht op de website maar dat daar ook niks stond over procedures.

Ze zei: “Dat is wel een beetje gemakkelijk wat je nou doet, om het om te draaien.”

Ik dacht huh?
Maar hardop zei ik: “Wat zijn jullie richtlijnen, mag ik dat dan nu aan de telefoon vragen?”

Ze zei geïrriteerd: “Nouja, eh, nee, dat zijn er teveel om nu allemaal zo even op te noemen.”

Ik zei: “Ik neem aan dat jullie dat ergens hebben opgeschreven? In een map of digitaal document ofzo? Als je dat op zou willen sturen, dan lees ik het vandaag nog allemaal door. Ik kan ook wel even langskomen om het op te halen of in te zien.”

Ze zegt: “Nee, dat gaan we zo niet doen, dat je bal nu bij ons legt, we vragen alleen maar of je beréid bent om je aan onze richtlijnen te houden.”

Ik snap nog steeds niet waarom ze zo de klemtoon op bereid legde en waarom ze vertraagde bij de woorden alleen maar. Het impliceerde dat er een dieper antwoord mogelijk is dan ja of nee, waardoor je altijd nog van je oorspronkelijke toezegging af mag wijken. Het doet me denken aan iemands misselijke woordenspelletje, toen hij zei: “Nee nee, ik heb alleen maar gezegd dat het mógelijk was dat je jouw werk in het buitenland voort kan zetten, niet dat het daadwerkelijk mócht.” Zo voelde ook deze situatie, terwijl de vrouw die ik aan de telefoon had toch echt bedoelde te zeggen dat ik me aan de richtlijnen móest houden. Als ze ‘alleen maar’ iets had gevraagd, had ik haar dit later wél terug kunnen geven: “Je vroeg alleen maar of ik bereid was.. en niet of ik het ook daadwerkelijk zou gaan doen.” Maar dat zei ik niet hardop.

Ik zei: “Hoe kan ik antwoord geven op je vraag als ik niet eens weet welke richtlijnen en gedragsregels dat zijn? En hoe moet ik strakjes weten óf ik me überhaupt aan jullie richtlijnen aan het houden ben wanneer ik bij jullie werk?”

De vrouw zei: “Je krijgt ze te horen als je hier aan de slag gaat.”

Ik dacht: huh.. ga je ze me dan wel allemaal vertellen? Het waren er toch teveel om op te noemen tijdens dit gesprek? En waarom besparen we ons allebei niet de moeite door ze nu al mee te delen? Voor hetzelfde geld is het een richtlijn waar ik me niet aan wil of kan houden, dan kunnen we deze kennismaking tijdig stopzetten, toch? Zonde van de tijd.

Ik zeg tegen haar: “Als jij een auto huurt, en je krijgt een blanco formuliertje toegeschoven met de terloopse opmerking ‘zet u hier even uw handtekening voor akkoord’, dan teken je toch óók niet? Je wil toch weten waar je ja op zegt? Ik wil graag weten wat jullie richtlijnen zijn.”

Ze zei: “Als ons contact nu al zo verloopt, dan vermoed ik dat jij niet gaat passen in ons team.” Ze bedankte me overduidelijk gemaakt vriendelijk voor de interesse, wenste me héél veel succes elders en hing op.

Twee uur later, toen de buikpijn nog steeds niet gezakt was, belde ik terug met de vraag of ik misschien een herkansing mocht voor een eerste indruk, want het gesprek liep niet helemaal lekker en ik heb er echt een rotgevoel aan overgehouden en ik vond het echt een vervelend gesprek.

Ze vroeg wat ik er vervelend aan vond.

Ik zei: “Nou, omdat ik in mijn beleving gewoon naar de richtlijnen vraag en van jou eerst te horen krijg dat het er teveel zijn om telefonisch te vertellen, maar als ik vraag of ik het document mag lezen waar ze dan allemaal instaan, dan zeg je dat je dat niet toe wilt sturen in verband met privacy, en vervolgens noem je één richtlijn op in het gesprek waar ik strakjes op geen énkele manier mee te maken ga krijgen, omdat hij bedoeld is voor een totaal andere functie binnen jullie bedrijf, waardoor ik de richtlijn niet eens kán volgen laat staan dat ik er ja op kan antwoorden.. En even uitzoomend.. ik kan gewoon niet begrijpen of geloven dat ik de eerste ben die dit allemaal ooit zo ter sprake brengt (al snap ik dat jij het zult interpreteren als ‘moeilijk doen’), afgaande althans op jouw reactie naar mij; ik snap niet hoe andere mensen zomaar ja kunnen antwoorden op zo’n vraag; hoe kan je van iemand verwachten om ergens ja op te zeggen als je niet erbij zegt wáár hij ja op moet zeggen.. kun je me dat uitleggen, ik begrijp het gewoon oprecht niet..”

Ze zei: “Dit telefoongesprek bevestigt alleen maar mijn eerste gevoel van daarstraks. Ik vraag jou waarom je het een vervelend gesprek vindt en je begint meteen met vingerwijzen, ik hou daar totaal niet van.”

Ik zei: “Oké, dan heb ik bij deze antwoord op mijn vraag.”

Ze zegt: “Welke vraag?”

Ik zeg: “Mijn vraag of ik een herkansing mag voor een eerste indruk. Dat het wat jou betreft een nee is.”

Ze was stil. Daarna kwam een ‘eh’.

Ik zei: ‘”Dank je wel voor de duidelijkheid. Daar kan ik wat mee.”

Ze stamelde. ‘Oh’. Daarna een ‘eh’.

Ik bedankte haar vriendelijk voor haar tijd en hing op.

Image

four letter words..

Yesterday, sheep booked himself an appointment for a hoof massage. His goal was to was to get more in touch with himself, because it seemed as if he hardly had any connection with his lower body; also, he wanted to relax a little more. As part of the treatment, as it turned out, for the first appointment with new customers the massage therapist did a small intake, with the goal of painting a somewhat clearer picture as to what sheep came for. He reckoned that her questions were decisively thought-through and important to her treatment plan.

In one of her questions his freedom from addiction came up. I think sheep mentioned it when she asked what major life events had taken place in the last year or so. But I could see in his expression and in the way his wool started to stifen in thick flakes of felt, that the way she responded to his answer kind of rubbed him the wrong way. And everyone knows, that once sheep wool starts felting, you don’t rub. I don’t think he even mentioned alcohol to her but said ‘drug addiction’. I applauded him and recommend him to walk that ‘drug’ path out from now on, if he chooses to go there, because I believe that a sheep can subconsciously feel a room, and I believe he chose to say drugs and not alcohol for a reason, being that he already knew she wasn’t gonna understand ..

He unfolded the conversation for me. It was just the tiniest of envelope and it needed a lot of unpacking before I saw what he was wrapped up in.

She asked: you really mean drugs?

Sheep said yes.

She said: oh wow, that’s impressive.. may I ask what kind of drugs?

Sheep said: alcohol.

She said: oooh.

Sheep heard more than four letters; he heard the intonation of the folding together of disappointment and dismissal, implying that was just alcohol.. as if she wanted to sigh in relief, pronouncing the oooh as a pfew.. implying ‘I thought you said you were REALLY addicted’.

Sheep said: alcohol is drugs.

She responded: yeahhhh.. but.., well.. I mean, sure, but I thought, it’s not that you did a lot of coke every day or something, I mean, if you were addicted to that..

Sheep said: addiction is addiction.

She replied: is it really? Isn’t coke..

Sheep interjected: coke and alcohol aren’t the same, I know.

She said: yeah, that’s what I mea..

Sheep interjected: they can’t be compared, because alcohol is way more harmful and deadly.

She closed her mouth and gave him a weird small, flat smile, you know the one that makes humans look like content frogs? And because she pursed her lips together at first, her new set of four other letters came out weird, when she uttered ‘mkay’. Because this word wasn’t in the dictionary either, sheep had to read the room again. But he couldn’t make out the words he saw scribbled in neon on the painting behind her.

She asked: may I ask how much you drank?

Sheep said: no.

She asked: may I ask what you drank?

Sheep said: is this information necessary for the massage?

She said: eh no, that’s fine, didn’t mean to pry.

When sheep came home he said: ‘This is what I always somewhat dreaded.. to testify to people and see them downplay my drug of choice, because probably they can take it or leave it on a Friday evening. It sort of erases or negates the hell that I’ve been through and makes me feel like a weakling, because it was just alcohol, right? If I really wanted to testify about getting free from an addiction, yeah.. I should have kicked fentanyl to the curb, but here I am, I am just a lowlife slurring sheep, sheepishly drunken sheep who couldn’t keep his liqor straight, as if someone blames me for ruining a party or something by bleating too loud when they all wore megaphones.

He snuggled up into my lap and continued. ‘Alcohol is the only drugs that -in my opinion- makes me look like a looser for getting addicted to it. At least that’s -apparently- still how I feel about it.. Quitting heroine would have been way stronger and way more cool, Pota! What is this now, happening in me,.. do I want to be admired for my freedom? Do I want people to look up to me and say: you’re a real bad ass sheep for stepping away from addiction like that, wow, look at you! I think that only addicted people know what addiction is like. I think that only outsiders think that cocaine is hard(er) to be addicted to, and alcohol not so much.. that this kind of addiction is just and solely you: you choose to drink, your fault, why can’t you just leave it at one, like the rest of us?’

His wool felt unlovable, at least that’s how it felt for him. He was sad. ‘It’s responses like yesterday, that make me want to hide in the word drugs, Pota, and not mention the specific type of drug I was addicted to. But then I would be exactly doing that.. hiding. What is your outtake on all of this?’

I challenged him: may I use more than four letter words?
Sheep nodded.
“I love you.”

Image

leven voor de dood

Misschien kwam het omdat ik de laatste twee dagen me aan het oriënteren [want voorbereiden is toch net iets anders] was geweest op mijn reis naar Zweden dat ik ineens kriebels te kreeg om uit te vliegen en mijn oude liefde voor een andere stad opstond uit een begraven verleden. Een laatste-moment-beslissing leidde me tot het downloaden van de NS international app nadat ik online een ticket had gekocht voor Antwerpen, heen en terug. Als voor-de-verandering-verwennerij had ik gekozen om te reizen met de Intermidi, waardoor ik 45 minuten sneller aan zou komen en ik langer daar zou kunnen blijven. Ik zou zelfs nog naar de dierentuin kunnen. Als ik dat zou willen.

Het liep ietsje anders. Vanwege drukte op het spoor vertrok de trein veel later dan gepland en ook tijdens de reis stonden we een tijdje stil. Als het aantal stoelen het toe had gelaten, zou ik gezegd hebben dat het méér dan druk was. Nu zaten er alleen maar een hele hoop mensen op de grond. Beschamend eigenlijk. Ik zou er nu net zo lang over gaan doen als wanneer ik een regulier ticket had gekocht en met de boemeltrein de grens over was gekacheld bij Roosendaal, Essen, Wildert, Kalmthout..

Eenmaal aangekomen leek de dag zich te ontvouwen alsof ik al mijn herinneringen ooit op een papieren hart had geschreven en ik dit was verloren, of had weggegooid. Hoe heb ik ooit mijn ogen kunnen sluiten voor deze stad. Het was alsof ik herenigd werd met een voormalige partner. De stad was nooit van me weg geweest en nam meteen bezit van me door me via elk zintuig binnen te dringen, vooral visueel en met geur. Suikerzoetflirtende warmgebakken wafels, de ijzigheid van gebruikte remschijven van de trein, de geur van oude gebouwen, die een aparte combinatie uitademen van in de steek gelaten te zijn, nooit schoongemaakt te worden, vermengd met stilzwijgend stof en de wind van een warmzachte, beloftevolle lentedag. Ovens met pizza erin, sigarettenlucht, lauwe bierwalmen. Voor het eerst die dag haalde ik écht adem. In en uit. Ik ben thuis.

Het was nodig dat ik er was. Want ik er ontmoette er een stuk van mijn verslaving. Het was alsof ik een oude bekende tegenkwam die me meenam, de doodgelopen steegjes in. Want volledig overwachts sloeg de verliefdheid op de stad om in zucht naar alcohol. Of misschien was het altijd hetzelfde geweest en waren de heilige draden die de Joden gespannen hadden een geestelijke verstrikking voor me geworden. Liep ik hier buiten Gods wil? Of wilde Hij me juist iets laten zien? Ik zag ineens hoe ik hier niet altijd nuchter was geweest. Wat moest ik begraven hier? Mijn verlangen om ooit te sterven langs de Schelde? Waarom plots de behoefte aan alcohol? Was het vanwege het aanbreken van een levensvol nieuw seizoen wellicht, genaamd zomer terwijl ik me helemaal niet zonnig voel? De terrassen zaten -net als de trein- overvol, en daardoor voelde ik me eigenlijk nog eenzamer, hier in mijn eentje lopend. Jas aan? Jas uit. Mensen zijn gemaakt voor relatie, ja-knikten mijn knieën voor de zoveelste keer terwijl ik mensen in twee- of viervoud zag zitten. Bijna zonder uitzondering stond er drank op de tafel. Bier. Wijn. De onbewuste boodschap drong mijn neusgaten binnen en vond haar weg rechtstreeks naar mijn herinneringen. Bij de eerste echte ademhaling werden al míjn herinneringen in deze stad zo levend dat ze met me mee liepen. Overal zag ik mezelf in eenvoud gaan zitten om wijn te bestellen. Overal zag ik alcohol te koop. De wafelgeur was volledig verdwenen.

Eenmaal aan het water viel het me op dat alles-van-vroeger er niet meer was. De uitzichtloze parkeergelegenheden waren ongemerkt opgeveegd en alsof er een nieuwe dia in het apparaat was geschoven zag ik hoe stilstaande auto’s waren vervangen door spelende kinderen en jongeren. Dood omgewisseld voor leven. Wat doe ik hier..

Image

Een lege echo

Ik kon meteen terecht, ook voor de abortus, zei de vrouw aan de telefoon. De vijf dagen verplichte wachttijd was komen te vervallen. Ik vroeg of het ook mocht dat ik eerst voor de echo kwam, om er daarna toch nog even over na te denken. Dat was ook goed. Ik was immers al bijna tien weken onderweg, dus een abortuspil zou niet meer geholpen hebben.

Toen ik aan kwam fietsen, en ik mijn fiets tegen de gevel aanzette van wat ik dacht dat het moest zijn, zag ik aan de andere kant van de straat een stuk of tien mensen staan. Ze leken op de bus te wachten, maar iets in hun bewegingloosheid en stilte en de manier waarop ze ten opzichte van elkaar gepositioneerd stonden, deed vermoeden dat dit geen losse individuen waren. Ook de diversiteit van de groep was te groot om nog een toevallig samenraapsel van wachtende mensen te zijn. Ook had niemand een telefoon vast. Toen ik nog eens keek, leek het alsof ze een stilleven uit stonden te beelden en ik keek om me heen of ik ergens een fotograaf zag staan of een schilder zag zitten. Was dit een stilgezette scène voor een nieuwe film? De groep leek mijn kant uit te kijken en we belandden in een vreemd soort staarwedstrijd, die mijn passen volledig stilzette.

Wie zijn deze mensen?
Het was dreigend.
Bedreigend.

En toen pas zag ik het gigantisch grote bord dat één van hen aan beide kanten vasthield, waardoor alleen zijn hoofd er nog bovenuit kwam. Een billboard met Maria erop. En een kindje.

Fuck. Ik heb bij het verkeerde pand aan staan bellen, dacht ik. Ik snap nu waarom er niet werd opengedaan, deze mensen staan natuurlijk récht voor de deur waar ik wél moet zijn. Ik verschool me achter de dikke boom die naast het huis stond en belde de kliniek. Een vrouw kwam zonder jas naar buiten om me op te halen, pakte me bij de arm en we liepen ietwat haastig samen naar binnen. Ik mocht even wachten in de kamer ernaast. Het was een warme ruimte, méér dan gezellig eigenlijk, met warm licht, een fijne bank – iemand had z’n autosleutels laten liggen-, koffie, thee, magazines, een fraai uitgekozen eikenhouten tafel in het midden.. zacht witte lamellen van harmonica-stof dat me alle uitzicht op buiten ontnam, maar waar ik door het enkel glas wel kon horen dat de groep inmiddels een onophoudelijk laag drommend geluid aan het maken was. Ze stonden te bidden.

En ineens bevond ik me, zoals zo vaak, aan de andere kant van de situatie. Ik wilde op de mensen afstormen en een fikse discussie aangaan. Een seksuele daad die twee keer over mijn nee ging. Een morning-afterpil. Wat had ik nog meer kunnen doen?! Wil één van jullie het kind adopteren? Vast niet. De vader is een gewelddadige crimineel. Wat adviseer jij om te doen dan? Zelf opvoeden en tegen het kind liegen dat je niet weet wie de vader is? Te vondeling leggen en daarmee een kind voor altijd een gat in haar hart slaan? Laten adopteren en zwart op wit de ongeschreven boodschap meegeven dat het kind ongewenst is?

Geef je dan daadwerkelijk een leven door?
Of schrijf je iemand door dit soort keuzes ten diepste ten dode op?

Ik was zo blij dat mama niet me me mee was, want haar verontwaardiging ten opzichte van deze groep mensen had me waarschijnlijk getriggerd om er wél op af te stappen en stampij te maken. Niemand, behalve deze groep, wist dat ik hier was. Mama zou ik het een uur later vertellen. En op haar beurt zou zij mij dan weer vertellen dat ze nauwelijks geslapen had die nacht. Dit was echt het vreselijkste scenario denkbaar, zei ze, je moet er toch niet aan denken, zwanger van die jongen.

Een mevrouw kwam me halen, haar vriendelijkheid had iets dwingends. Ook de arts tegenover wie ik kwam te zitten had iets dwingends, eerder een ter zake komende houding dan een emotie-gerichte, verzorgende blik. Ze werd voorgesteld als ‘dit is de arts’. Geen naam. Het voelde alsof ik een nummer was, de zoveelste in de rij, schiet een beetje op, je doet er namelijk niet toe. Zoiets. Het enige wat ze van me wilde was mijn paspoort, om te bewijzen dat ik Nederlander was, want ‘anders wordt het niet vergoed’. Ze heeft mijn naam niet één keer genoemd. Ze keek meer naar haar scherm dan in mijn ogen.

Ik moest op een bankje gaan liggen en mijn buik ontbloten. Ze smeerde gel op de echoscoop en drukte die diep in mijn onderbuik, tegen mijn schaambeen aan. Het was nat, zacht glibberig en koud. En terwijl ze met haar hand in mijn buik zocht, zochten haar ogen naar iets op het scherm. Ze was stil. Nog eens duwen. Stil. Nog eens duwen, maar dan harder en een kwartslag gedraaid.

Toen zei ze: ‘Ik ga toch even een inwendige echo maken ook.’ En daarna kwam het. ‘Nou, tien weken ben je in ieder geval níet zwanger’.. Dikke, bloedhete lava golfde plots door mijn aderen. ‘Hoogstens vier of vijf weken.’

Mijn stembanden namen het van me over en duwden al mijn gevoel naar de achtergrond, terwijl ik onophoudelijk en wanhopig riep: nee, nee, nee, nee, nee! Alsof de kwantiteit van mijn ontkenning de realiteit ongedaan kon maken. Ik denk dat mijn ogen net zo groot waren als dat het geluid van mijn stem hard was.

De vrouw die me had binnengelaten, die de hele tijd had meegekeken, zei: ‘Dit is alleen maar goed nieuws’, zeer waarschijnlijk doelende op de abortuspil die nu wél weer in beeld kon komen als oplossing voor dit probleem.

De arts draaide de monitor naar me toe en wees op een zwarte vlak, met grijs in het midden, met daarin een ander vlekje grijs weer in dát midden. Ze zei: ‘Kijk, dit is je baarmoeder.. en dit is óf een vruchtje van vijf weken, óf het is een eicelblaasje.’ En ik kon alleen maar denken: hoe kan nou het zaad van een man er vijf weken over kunnen doen om een eicel te bereiken? Heb ik me niet goed genoeg gewassen? Hoe kan dat nou, vijf weken zwanger? Het moeten er tien zijn! En ik dacht -serieus-, inmiddels verder verwijderd van elke rationaliteit dan ook: van wie ben ik dán zwanger? Want ik heb alleen maar seks gehad met ‘hem’.

De arts wilde voor de zekerheid een test doen. Die was negatief. Natuurlijk was die negatief, want dat waren mijn twee eerdere testen ook, maar waarom word ik dan niet ongesteld? Je hoort van die spookverhalen. De arts gaf me nog een test mee en zei dat ik volgende week nog maar eens moest testen, maar dat ik er eigenlijk wel vanuit mocht gaan dat ik niet zwanger was. Ze zei nu ineens niet meer dat dit ‘goed nieuws’ was. En zonder me gedag te zeggen of een hand te geven verdween ze uit beeld en werd ik door de mevrouw zonder jas naar buiten gelaten. Ook van haar kreeg ik geen hand.

De groep biddende mensen tegenover de straat was weg.
De stad klonk ineens heel stil.
Nergens een echo.

En ik bevond me plots in mijn eigen leegte, – misschien zat ik op dat moment wel in mijn eigen baarmoeder – waar een levensvreemde teleurstelling volledig over mij heen spoelde en ik aan de rand van mijn eigen ravijn oog in oog stond met een zee van tranen die ik nooit gehuild zou kunnen krijgen, laat staan gevoeld. Ik denk dat ik zou verzuipen bij de eerste druppel. Te zout voor woorden. Het einde van een levensfase. Niet zwanger. Nooit zal ik op een bankje liggen, kijkend naar een grijze vlek, met daarin een andere grijze vlek, dat ik per afspraak groter heb zien groeien.

Ik ben een eind gaan wandelen, de niksigheid tegemoet, omringd door de natuur. Mama’s stem in mijn oor, die alleen maar opgelucht was, terwijl ik totaal iets anders leek te moeten gaan verwerken. Waar bewaart God Zijn sneeuwvlokken? Naast mijn tranen? Hoe voelt teleurstelling eigenlijk als je blij bent dat je iets niet hebt gekregen wat je eigenlijk wel wilde? Waar zit rouw voor een verlies dat je nooit geleden hebt? De leegte die ik voel is zó groot en leeg dat ik hem niet volgeschreeuwd krijg.

Eenmaal thuis krampt plots ook mijn baarmoeder ineen. De tranen die eruit komen zijn rood. Naast een lego echo en een zwijgende test, is nu ook het bloed getuige van de werkelijkheid: ik ben officieel in de overgang.

Image

hallo Efteling

Mijn broer belde.

Saar, de plannen zijn gewijzigd, we verhuizen vandaag al naar Zweden.
– Da fuck?!
Nee, grapje Saar, morgen pas.
– Are you serious?!

Error in mijn hoofd. Ik dacht alleen maar, ik moet mijn hoofd nog scheren, man! Ik moet de afwas nog doen, mijn bed afhalen, de plantjes in mijn balkon in de bak doen. Bovendien zou ik vanmiddag eigenlijk met iemand gaan wandelen. En vanavond zou ik bij mijn ouders gaan eten, ook iets dat onverwacht kwam; vijf minuten voor het telefoontje van mijn broer had mama geappt dat ze de hele dag in Eindhoven was en dat ik welkom was om mee te blijven eten. Omdat dit niet de gebruikelijke zondagroutine was, gaf ik daar ook een antwoord op dat -nu ik erop terugkijk- niet echt een antwoord was, volgens mij appte ik zoiets als ‘oh, leuk’, wat had kunnen slaan op haar Eindhovendag, of op de etensvraag überhaupt, dus dat ik de vraag leuk vond, zonder per se in te gaan op de daadwerkelijke uitnodiging en een ja te geven. En wat het eten betreft ging er eigenlijk vanuit dat ze bedoelde bij hun thuis, maar toen mijn broer zei ‘nee we willen eigenlijk iets anders vragen’, dacht ik oh, mama is natuurlijk bij hem en ze willen mij daar uitnodigen voor het eten. Heel ver weg dacht ik nog.. en mijn vader dan.. blijft die thuis ofzo?

Maar toen mijn broer het woord Efteling liet vallen, schoot hij daarmee mijn hele K’nex bouwpakket uit elkaar.

– Efteling? En mama dan?
Hoezo mama?
-Die toch bij jullie, vroeg ik.
Nee, die is niet hier.
– Maar ze zei dat ze in Eindhoven was.
Saar, daar wonen wij toch niet meer.

Toen wist ik het ook niet meer. Waar is mama da.. oh wacht.. ze was naar een badmintontournooi van haar kleinzoons. Ah oke, ik ben er weer hoor, ja, waar belde je voor?

En zonder dat mijn broer adem had gehaald om zin volgende zin te beginnen, hoorde ik: ‘We willen eigenlijk naar de Efteling en we vinden het leuk als je mee gaat.’ Nou, als je ooit iemand zo hardop vast hebt zien lopen, dan had je mee moeten luisteren toen ik op de speaker stond. Hopeloos. Het voelde alsof ik het zand was dat in mijn eigen radars zat. Voordat ik überhaupt toe kwam aan het ervaren van een wil (wat voorafgaat aan een ja of nee), sputterde ik als een hakselaar allerlei kapot gebroken zinnen naar buiten.. hoe laat kom je dan, hoe laat zijn we er dan, wat voor weer is het, tot hoe laat blijven we dan, welke attracties gaan we in dan, waar eten we dan, kom je me halen dan, of moet ik met de bus, of moet ik met de trein en waar zie ik je dan. Moet ik mijn jas mee? Hoe meer ik vastliep, hoe verder weg ik dacht dat de Efteling was. Een uur met de trein? Geen idee meer. En wat ik totaal niet in de gaten had, en wat ik had moeten vragen, was hoe de dag eruit zou zien, omdat vooral mijn vierjarig neefje de bepalende factor zou worden. Het enige dat mijn broer zei was, hou er rekening mee dat we niet de hele dag gaan, Finn houdt dat niet zo lang vol. Misschien gaan we drie uurtjes ofzo. Dat kwam goed uit, dacht ik nog, want ik ga ‘s avonds bij mijn ouders eten.

Maar de échte praktische implicatie van het meegaan van mijn neefje ontdekte ik pas toen we er waren. Hoe ver kan hij lopen zonder moe te worden, hoe lang kan hij in een rij staan zonder vervelend te worden – ik kwam erachter dat hij het concept van ‘rij’ niet kent; hij liep langs de mensen naar voren of zei hardop loop es door! – welke dingen vindt hij leuk en welke moeten we vermijden omdat hij die niet alleen niet leuk maar ook eng vindt, houdt hij het nog vol, draag jij ’em even, moet je nog plassen, loop jij even met hem mee, laat je jas eens aan, geef eens hier, laten we even gaan zitten, wil je wat drinken? Eten? Hier heb je een rijstwafel. Ondanks dat het niet mijn kind was, voelde ik 70 procent van de tijd een verantwoordelijkheid om ook mijn ogen op hem gericht te houden, want hij liep vrijelijk en werkelijk álle kanten op, en door de kleur van zijn jas en zijn lengte verdween hij tussen al die kinderen, met eenzelfde kleur jas en eenzelfde lengte. Hoorde hij ergens een zingende paddenstoel, rood met witte stippen .. poef.. weg was ie. Zag hij daar een glijbaan? Weg was ie. Ik denk dat ik mijn eigen kind altijd aan een fluorescerend gele flex-lijn zou hangen.

Ik denk dat ik pas iets van mezelf liet horen toen ik eventjes alleen was met mijn broer, we even samen ergens in de rij stonden, 20 minuten volgens het bordje, we even elkaar konden ontmoeten als vanouds, broer en zus, en we in een volwassen attractie gingen. 90km per uur. 35m vrije val. Een uur later voelden mijn stembanden nog steeds aan als te kwistig gebruikt schuurpapier, korrel 80. Mijn broer was geloof ik blij dat ik zo hard gilde, zodat hij het niet hoefde te doen. Met een veel te hoge hartslag stapten we uit. ‘Ik denk dat ik hier te oud voor word’, zei mijn broer.

Op zijn telefoon zagen we de stip van de telefoon van mijn schoonzus en liepen we door het park regelrecht naar hen toe. Ze zaten in een prachtige dag van maart, onder een parasol, in de luwte van de wat op de Efteling-app was aangeduid als ‘normale drukte.’ Blij dat we even zaten. Ik voelde toen pas hoe moe ik was en dat mijn communicatie op de automatische piloot ging. Mijn schoonzus leek scheel te kijken. Die was ook moe. En hoe meer mijn energie uitdoofde, hoe energieker mijn neefje werd.

Is hij niet moe, vroeg ik.
‘Ja, daarom is ‘ie ook zo druk.’
Wat doet ‘ie als ‘ie écht moe is?
‘Dan stopt hij met lopen. Beter gaan we vóór die tijd naar huis.’

Maar we waren nét iets te laat. Want vlak bij de uitgang stopte mijn neefje inderdaad met lopen. Afwisselend zat hij bij mijn schoonzus of broer op de schouders. ‘Dan kun jij ons mooi vertellen waar de auto staat,’ zei ik nog als grapje tegen hem. En dat bleek meer nodig dan verwacht. Want we kwamen aan bij de parkeerplaats, die nu wél helemaal vol stond, waardoor we erachter kwamen dat niemand van ons had onthouden waar we de auto hadden neergezet, omdat we bij aankomst de auto ‘achteraan, in de laatste lege rij’ hadden neergezet. Maar achteraan bleek een relatief begrip, want daar stond ie dus niet meer. Ook dat nog. Even opsplitsen in drieën. Én een auto zoeken, én in de gaten houden waar zowel mijn broer en mijn schoonzus liepen.

Onderweg naar huis initieerde mijn neefje een spelletje met mij dat me wees op het vertrouwen dat ik heb in de woorden van mijn vader, die verhaalt over hoe ik als éénjarige dochter bij hem achter in de auto vastgegespt zat in een kinderstoeltje en hij en ik woorden verzonnen om na te praten van elkaar. Ik had al eerder opgemerkt dat Finn het fenomeen ‘nou ben jij’ had ontdekt, toen hij vertelde dat hij kon breakdancen. En dan tik je iemand aan en dan is die ander aan de beurt, zei hij. En dan wint er eentje. Zo ook achter in de auto. Tante Saar, jij moet iets zeggen met hallo en dan zeg ik het na. En dan ben ik en moet jij nazeggen. Nou, daar gingen we dan.

Hallo papa met de dikke spierballen.
‘Hallopapametikkesperballen. Nou ben ik. Hal.lo blauw lamPje.’
Hallo blauw lampje.

Hallo stoelgordel.
‘Hallo stoelgordel.’

Je mag ook wel iets opnoemen buiten de auto, zei Finn.
Oké. Hallo flauwe bocht naar rechts. Hallo stoplicht dat we net voorbij zijn gereden. Hallo glazen dakraam waardoor we de grijze wolken zien. Hallo stomme meneer op de fiets.

Je mag ook wel iets opnoemen van je lichaam, zei Finn.
Hallo dikke kuiten.
Dat woord kende hij niet. Ik wees naar zijn kuiten. Hij zei bloedserieus: Dat is mijn been. En terwijl hij op zijn bovenbeen wees, zei hij: dit is ook mijn been. En mijn been zit aan mijn billen vast. En voor zover de autogordel het toeliet boog hij voorover, scheurde een reep klittenband naar rechts, deed zijn schoen uit en zei: En hier zit mijn been aan mijn eh.,. dit is mijn grote teen. En hier is mijn hak. Mamaaaa, ik heb zin in een tomaat.

Ik keek naar hem en aaide hem over zijn zachte wang: “Hallo lieve Finn.”

Image

44,93% of a common year

I found myself holding alcohol yesterday. I found myself looking intently at alcohol yesterday, although I kid myself that I only wanted to observe my freedom from it. I found myself bringing my nose close to alcohol yesterday, while fooling myself that if I would notice how bad it smelled, I would be confirmed in my freedom. I smelled it. I saw it. Held it. And those three building blocks did the exact opposite of what I thought they would: they blobbed together, blubbering out the thought to ‘just’ dip my lips in it. Don’t drink, just baptize your upper lip in the liquid. No, not even in the liquid, but just against the liquid, the same way you would feel the temperature of a freshly poured bath with your upper skin before you take a dive. And the second that thought entered my mind, in came another thought, that I could have just one glass. No, just one sip. Just hang my tongue in it, to feel the burn. If two tongues touch and not move, it’s not really considered kissing, is it?

And at the exact time I took a breath, the same way a diver can close his eyes and take a deep sigh before disappearing in something he can’t really control, comparable to the second gear a reactive dog scan shift in if you don’t notice the early signals, my mom entered the room.

‘You’re not drinking that, are you?’ she said. I tried matching her half laughing surprise and quarter acted shock by immediately saying ‘of course not’, and handed it over to her, because it was hers. I had offered to pour her a glass of wine, while she went to the scullery to get me something else to drink.

And while we were sitting next to each other, my eyes wandered inside, towards the oh my god.. that was close. Was this the relapse underneath the ice berg that won’t move for the Titanic? Where is my rudder? Can I jump?

Image

(f)lower

Er stonden nét iets teveel bloemen in huis, het leek wel alsof er iemand was overleden. Het voelde niet meer als mijn huis, ook al woonde ik er allang niet meer. Is dit een voorproefje voor de zekerheid van de vage tijdsomschrijving van straks? Ik wil dit niet. Kunnen we bij een overlijden niet afspreken en communiceren dat mensen geld in een potje doen, en dat we daar dan iets leuks van doen? Ik hoop toch niet dat iedereen strakjes bloemen gaat sturen. Het lijkt hier wel een crematorium, heel akelig.

Hoe meer bloemvazen ik zag staan, hoe doodser het aanvoelde. Het leken allemaal ongeschikte, stilzwijgende getuigen te zijn, die niet alleen hun adem inhielden, maar ook het lauwwarme kraanwater domglazig bij zich hielden. Vormen die zich ongevraagd de behulzer hadden zien worden van inhoudsloze bloemstukken, geschikt en ongeschikt.

Ik keek ernaar.
‘Deze bloemen passen helemaal niet bij jullie, zo stijf.’
Mama keek ernaar.
‘Je hebt gelijk.’

Image

Entice- or titlement

Yesterday I visited my dad in the hospital. He is back there after a surgical procedure failed last week and he had to go home to wait for the wound to heal. This time the procedure was a success, but now he isn’t allowed to go home because of his blood work. Maybe his potassium has been low for years, but now that experts notice it they want to monitor it and therefore him. In the hospital bed. It was weird seeing him lying him there, so serene, with a white shirt on with long sleeves, and a little bit of a white, rugged beard coming on. I normally see him up and about, wearing blue, clean shaven. The way he greeted me though, how his smile and face lit up when I entered the room hadn’t changed. Our hands locked. Kiss. I love my dad.

And even though a lot is going on in my life, having to deal with the idea of one day losing my parents, seeing my mother worn out because of what is happening with my dad, her in the hospital because of a procedure on her eyes, me having an appointment in the hospital for a colonscopy later this week, my brother possibly going to the hospital because of a rupture somewhere in his stomach, a relationship with my ENT that has gone sour, my brother on the verge of emigrating to another country, taking my lovely nephew with him, my next door neighbor causing a stressful amount of nuisance by either talking really loud all-day-long, or snoring all night, myself sleeping quite poorly, a tinnitus that is ‘playing up’ louder than usual, and not having a clue how to build friendships and -yet again- pushing away somebody who had gotten close to me.. [and things hidden in brackets because they are just too painful to mention]

Even though all of that is going on, I celebrate today. Because of all the things that are going on as well.

God has shown me the way out of the prison of addiction. By reading the book This Naked Mind I saw the truth about alcohol and addiction in general and I was able to finally do what I always wanted to do, but never could do or maintain on willpower: quit drinking. Live a life where alcohol is not an issue. Being able to go to the grocery store and not be bothered by the aisles of high percentage death held in glass prisons.

The first months were absolute bliss. It’s nice to see that this IS actually a journey, for in the beginning I thought oooh, this is going to be so easy for the rest of my life, I wanted to convert all drinkers to non-alcoholism, I wanted to shove ‘my’ book down into all addictive throats, but I discovered that my path really was my unique path. Twenty years ago I wasn’t ready to digest the words I encountered in This Naked Mind. Ten years ago I wasn’t ready to be inspired by people who don’t drink any more, because deep down I still held on to false beliefs about alcohol and the prospect of never being able to drink again scared my socks off. I felt left out by God when I heard addicts coming to faith and experience sudden sobriety. Here I was, a Christian for six years, still addicted. If them a yes, why not me too?

I must admit that I also started to experience some frustration seeing so many people around me sighingly reverbing back to their ‘day one, again’ and I had to bite my tongue not to blame them for the relapse. But because of seeing so many people relapse around me, it showed me a part of my addiction, I was exactly that person, for years trying to quit, having one person eventually exclaim in frustrated exasperation: ‘just’ quit drinking, it’s that easy, just quit!

I felt deeply unsupported, because I ‘just’ couldn’t.
Now I understand why.
And it’s this understanding that keeps me going.

Yesterday I did a little inventory, based on a couple of confronting questions about my addictive past. It opened a couple of boxes of pain that I never looked into. Luckily the questions were limited, otherwise I would have a little bit too many opened boxes lying around here. It had to do with feeling alone, feeling fear, feeling unsafe, unseen. Pff.. and looking that straight in the eye without seeing double is almost twice as painful than the numbness I would want to surround it with. I got some work to do!

Image

Nulmeting

Schaap neemt het over. Ongevraagd. Hij heeft een meetlat waarlangs het woordenboek gelegd moet worden en zodra er een woord te dik is, perst hij het uit het boek, zijn lippen uit, als een dikke vagina die zich in een schreeuwende buldering opent voor wat achter gesloten schaamdeuren er zich heeft ontwikkeld. Als een kind volgroeid is, moet het weg kunnen. Sluisdeuren barsten, vliezen breken.

Schaap meet de lengte van de spijt. Het blijkt niet alleen onmetelijk in hoogte maar ook onneembaar in essentie. Het is als een teflon laag die niet alleen water áfstoot, maar zich tegelijkertijd ook vastkleeft áán de burcht. Giet er water overheen en geulen zullen zich vormen. De eerste wee dient zich aan.

Schaap meet de afstand tot de rand van spijt. Daar gaat een duwen plaatsvinden die ongedwongen de controle over zal geven aan een nog nader te noemen ‘Hem’. Vooralsnog kijkt Hij zwijgend toe, in de schaduw van hoe schaap machteloos toekijkt hoe er moord en brand wordt geschreeuwd en hoe vingers liever aan hete hangijzers worden gebrand dan dat er wordt vertrouwd op het vangnet dat je op zn kop tegemoet zou vallen mocht je loslaten in het leven.

Schaap staat toe dat er dingen aan de hand zijn die zo ernstig zijn dat het uitspreken ervan een wereld niet alleen onthutst maar ook ontfutselt van al haar geheimen. Eindelijk wordt het duidelijk dat er ten diepste geen verschil is tussen het denken van een gedachte en het daadwerkelijk uitspreken ervan, laat staan dat die gedachte gehoord wordt door wie dan ook. En dan nog liever door een ánder dan door jezelf.

Schaap ziet hoe er zonder verklarende kaders niks overblijft dan alleen een waarneming. Dan valt het woord banaan uiteen in ‘langgerekt en geel’. Maar omdat er nu andere kaders worden gegeven, klopt de waarneming niet meer en schieten alle gedachten van links naar rechts, van hoofd naar hart en terug en laten de gedachten een spoor achter van bloed, bont en blauw. Het lijkt op het inademen van voornamelijk stikstof, geen zuurstof.

Schaap ziet hoe een deur zich zwijgend laat mishandelen. Sla mij. Open mij. Trek mij. Kondig mij aan. Iemand struikelt door een glazen deur; de onderkant van de onderarm blijft rafelig hangen in een rechtopstaand stuk glas. Hoe hard zou een schreeuw moeten zijn om echt gehoord te worden? De tweede wee komt eraan.

Image

(z)ondertiteld

Toen ik onlangs iemands voicemail volstruikelde met een omgekiepte scrabbledoos in mijn handen, hopende dat zolang ik maar woordelijk ietwat wijs kon worden uit wat ik dacht dat me overkwam, ik nog aan de levende kant van de streep zou blijven staan. Zolang ik mijn stem nog hoorde, kon ik mezelf vanaf de zijlijn blijven influisteren waar ik liep, als was ik bij mijn eigen ongeluk de correspondent ter plaatse.

In een schaamteloos verdriet gebruikte ik het woord haat, terwijl ik (ver)wees naar mijn hoofd. Ik haat mijn hoofd, ik snap niet waarom God mij zo gemaakt heeft, welk doel dient het, welk nut heeft het, ik loop alleen maar vast en vast en vast op veranderingen in situaties en in de taal die men erbij gebruikt. Ik snapte in dit geval vooral ook mezelf niet, want hoezo kón ik niet gewoon terugstappen naar het oude plan waarbij ik 1) salade zou halen, 2) naar mijn afspraak zou gaan en 3) ‘s avonds thuis chips zou eten.

Hoe kan het zijn dat het opperen van een alternatieve besteding van de avond, zowel qua eten en qua mensen, laat zien dat mijn goddelijk fundament totaal niet is uitgehard en ik hopeloos vast kan komen te zitten in de richting waar mijn voeten heen gingen, omdat daar zojuist een fractie eerder mijn hart en dus oog naar uit was gegaan. Ik moet dit pad uitlopen, stamelde ik, ook al wil ik het niet; ook de nieuwe afspraak was een moetje. Het is een beetje dat gevoel dat je in de auto kunt hebben als je ziet dat je net iets te hard aan komt rijden op de onverwachte kleurverandering van het stoplicht en je jezelf een speelbal voelt in een soort flipperkast die je klap na klap geeft. Links, rechts, links, rechts; stoppen of doorrijden, stoppen of doorrijden. Allebei de alternatieven zijn tweede keus. Eerste keus was namelijk geweest: dat stoplicht had niet op oranje moeten springen, maar naar die situatie kan je niet meer terug. Hij had mij niet moeten vragen of ik bij hem kwam eten. Ik vraag me af of mijn ‘nee’ op die vraag iets had uitgemaakt in mijn hoofd, en of ik dan gewoon mijn oude plan doorgang had kunnen laten geven, ik vermoed van niet. Want zijn vraag maakte dat er een reclamebord langs de weg stond, waar mijn aandacht naartoe ging. Daardoor zag ik dat stoplicht te laat.

Toen ik zijn vraag ontving, een hij bij wie ik mijn leven en mijn geloof op het spel zet, of eigenlijk buitenspel, sprong in mijn hart het licht op oranje. Zowel doorrijden (naar mijn oorspronkelijke afspraak gaan), als stoppen (naar de nieuwe afspraak gaan), waren niet meer zoals het zou moeten zijn. Want het doorrijden zou in dit geval dan zijn door oranje, en dat kan eigenlijk niet. Ik zou dan op mijn oorspronkelijke afspraak zitten, wetende dat er in dezelfde tijd ook iets anders plaats had kunnen vinden. Ik voelde me in tweeën gescheurd.

Ik haat mijn hoofd, zei ik beschaamd, en ik realiseerde me niet dat God mijn verwijt in Zijn genade op zou durven pakken en om zou kunnen draaien als een vraag, geboren uit verdriet. Maar dat deed Hij wel. Hij stuurde me een spraakberichtje van een vrouw die huilde. Ze dankte. Ze huilde van dankbaarheid en het leek alsof haar tranen haar een vervulling gaven, als was het zout voor haar een voeding waar zij haar hele leven al zo naar snakte. Het leek alsof zij een onuitgesproken gebed beantwoord zag. Ze vertelde over hoe haar dochter autistisch is en verstandelijk zo beperkt dat ze niet in taal kan vertellen wat haar ogen zo krampachtig proberen te duiden als zij ergens op vastloopt. De vrouw zei: En nou ik naar jouw bericht luister.. het lijkt alsof jij mijn dochter ondertitelt. Jouw woorden beschrijven precies wat ik altijd in haar ogen zie gebeuren, maar wat in de stilte verdwijnt. Jij vertaalt mijn dochter.

Image

Call her ‘snow’

Papa, U bent er nog, U bent er nog steeds, en door Uw aanwezigheid in het nu laat U mij onmiskenbaar weten dat mijn ‘nu’ gelijk staat aan Uw eeuwigheid en dat U er al die tijd was, ook al dacht ik totaal niet meer aan U. De tranen van een zoute haven wasten de schrammen van mijn zijkant, toen ik iemand hoorde zeggen: ‘In de storm van je leven kan God je moeilijk bereiken.’ Ik had mezelf zo over de kop gejakkerd afgelopen weekend, van U los, dat ik zo ver heen was dat ik U niet eens meer vastgreep om U te kunnen verwijten dat U steeds maar niks deed. Maar hoe kón U ook iets doen, mijn gebulder overschreeuwde Uw fluisterstem. Als U wel gebulderd had, was ik waarschijnlijk ter plekke dood neergevallen. Dat was overigens wel mijn wens geweest, maar niet de Uwe. Uw verdriet vloeide over in het mijne.

Gehavend, zonder de dubbele betekenis van veilig thuis in de haven te zijn voor herstel, laat ik het anker via het aan flarden getrokken touw zakken en trek ik me op aan U. Het touw blijkt Uw arm, ik herken de striemen, ze vloeien over met die van mij.

Voordat ik me dit weekend in de woestenij stortte had ik één dag eerder met mijn laatste ademteug een intens diep verlangen uitgesproken, dat als het een som zou zijn, ik zowat mijn hele leven alleen maar de uitkomst ervan soms ontelbaar ondraaglijk vind, zonder op het idee te komen om de som aan te passen. Het is namelijk niet mogelijk om tot elf te tellen op twee handen. Waarom probeer ik steeds van wel?

Ik zag mezelf staan met twee emmertjes in mijn handen, waarbij de hengsels van grof gevlochten touw waren. Ik zag allemaal mensen om mij heen in het leven, die ook allemaal emmertjes vast stonden te houden. Iedereen leek er bewegingsloos te staan. Of het was een vastgezet beeld, dat kan ook. Omdat ik naar het geheel keek, en naar overeenkomsten zocht, we waren immers allemaal van dezelfde menscategorie zag ik niet waarin ik verschilde van de rest.

Mijn emmertjes waren veel, maar dan ook echt veel zwaarder dan die van de rest, maar dat wist ik niet en dus paste ik mijn gezichtsuitdrukking aan aan de mensen om me heen. Iedereen bleef vasthouden, dus ook ik.

Maar mijn emmertjes hadden geen metalen hengsel met een fijn zachte en dikke padding; bij mij sneed de zwaartekracht zich een weg door de palm van mijn hand en schreef het touw in rode striemen iets wat niemand zag, omdat ik mijn handen onlosmakelijk verbonden had met de beslissing om dit emmertje vast te blijven houden. Maar omdat niemands gezichtsuitdrukking tegen me zei dat het voor hen nogal zwaar was en ook nog pijnlijk, paste ik me aan. En doordat ik me aanpaste, dacht iedereen dat ik hetzelfde emmertje droeg.

Er kwam iemand naar me toe en vroeg me om mijn emmertjes. Mijn handen hadden zich zo neergelegd bij de vastklemmende grip dat ik een vertraging in de tijd nodig had om los te laten, een beetje hetzelfde als de blik die je voelt in je gezicht als je te lang buiten in de vrieskou hebt gefietst, zonder handschoenen aan, wetende dat het nog zeker een half uur duurt voordat je ergens iets van warmte op kan zoeken en je wonderlijk en met een gemengd gevoel van afgrijzen en verwondering gadeslaat hoe het gewoon heel even puur onmogelijk is om je vingers te bewegen. Het is een beetje alsof je een pasgeboren baby in die beide handen gelegd krijgt en je wacht tot ie tot leven komt in zijn eerste ademteug. Dan pas gaan de longen open. En je eigen vingers.

Toen ik de emmertjes had losgelaten, kuste hij de binnenkant van mijn handen. Eerst met zijn hart, toen met zijn ogen, toen met zijn lippen. Dat jij dit zo gedragen hebt, zei hij. Hij klonk verdrietig-in-het-nu. Dat jij dit zo lang gedragen hebt. Zo lang. Zonder iets te laten merken. Zonder neer te zetten. Zonder om hulp te vragen. Zonder boos te worden.

In stilte doopte hij een zachte doek in één van de emmertjes en begon hij mij te wassen, het bloed van mijn handpalmen, de tranen van mijn gezicht. Het water was warm en leek me te omhullen met een belofte. Hij waste me tot ik helemaal bloot was. En daar zat ik dan, te midden van al die mensen met die emmertjes nog. Kom, zei hij. Hij strekte zijn hand naar me uit. Kom, ik draag jóu.

Image

two buckets .. part 1

I don’t want to sugarcoat things and even though that earlier this day I wrote a heartfelt and true message about my four month recovery but I also want to share what is also going on today. I am currently waiting for some emergency room GP to ring my doorbell for a house visit, because my head is so much in shambles that I can barely see straight, nor do I remember even existing when I called for help, let alone drive myself to the hospital now safely.

I was promised the GP would be here within minutes.. it took them over an hour .. I attended an NA meeting earlier this day, but it was so incredibly busy that I had to wait 78 minutes before I was able to fill my four minutes of share time and somehow not being able to really verbalize what’s going in that strict time limit on only seemed to made things worse.

I feel so incredibly unsafe somehow.
I have no idea how to get that safety back.

The more I try to communicate to keep being in connection, the worse I seem to get, because so much communication is going off the rail. If I was a house, I would now shut all the windows and barricade them with wood. The only decision that I will not compromise on is that I won’t go back to drinking, even though everything in me screams destruction, I can almost smell the alcohol in my nose even thinking about it.

Why not just go all out..
all in..
all the way until I drink myself to death..

Actually and deliberately picking up the bottle and destroy myself would now even seem a better option than just letting myself be overwhelmed by destructive feelings I can’t compartmentalize or let ooze out of me in a healthy way. Where are my healthy coping mechanisms? I wish this part of existing would (temporarily) cease to exist.

The only thing I would want right now is to throw in all my windows with the rocks that I have in my living room, rocks that my father gave me, that he gathered every time he went on a holiday somewhere with my mom. I wish I could scream so loud that the windows would break. I wish I had a shitload of dishes that I could throw against the.. yep.. windows. I need to hear something break! Because when something outside of me breaks, it doesn’t have to be me breaking any more.

But I feel left with nothing, with a brain that feels as if it’s having a meltdown. Even though my house is cold as fuck, I think my brain is doing so much overtime that it is close to its boiling point. I have taken half of a slither of a pill of Xanax, just to smooth out the edges of my spiky wounded heart so that it can’t cut me further. I hurt so bad, and have no idea why that is all of a sudden.

God gave me a painful image the other day, so painful that I haven’t yet found the ‘muster’ to pick up the letters on my keyboard to paint the picture. In case I don’t even remember writing this message today and it knocks on my door tomorrow when rereading my blog here: it was about two heavy buckets with handles of rope to carry it.

And not only the buckets that I carried came in pairs.. help did too. When the GP left my house, so did her driver. He sat in the background of my visual in my living room, behind my piano, because I didn’t have any other chairs to sit on. I didn’t even know where to sit when the GP sank into my couch that I chose the floor myself. She said she enjoyed the smell of my scented candle in the house. That was a nice compliment and seemed to calmly direct me back to safety or at least in a state where I was able to hear what she reflected upon. Somehow you never know what does the trick for another human being huh.. scented candles it was.

She said: it’s perfectly fine to be angry. Sit with that anger, don’t suffocate it by saying the blame is not warranted, this anger comes from somewhere and if it comes from a part of you that currently is not open for rational thought, then you need to give it space to let out the anger. Allow yourself this, because otherwise it will find a destructive route to get out. She applauded me for reaching out to them. That’s some healthy coping behavior right there, girl.

So, here I go.. I am angry.
And I choose to sit with this emotion.
Sober.

Image

4

Four months in..

Or four months out.. out of the destructive clutches of hell, out of the darkest death trapped room that kept force feeding me lies that windows were a one way absence and doors were non-existently shut. I thought I would be addicted for life. I was on the verge of giving up and resigning to the hopelessness that the hangovers whispered into my mind. I was on the verge of signing my death sentence where the ink from my pen smelled of alcohol and changed my no in a yes.

I don’t want to sign it, no!
Yes.

I came to believe that destroying myself like this was the best thing to do, not just the only option, but the best thing and that I deserved nothing less than the worst in life. Gulp. It was as if I kept knocking on the door of the man who had brutally attacked me. As long as I was the one who decided to knock and be close to him, he could never ambush me. The closer I sat next to him, the less distance there was between his fists and my body and the hits couldn’t take their full swing and therefore lessened their pain. The same with alcohol. The more I subconsciously decided to drink, the less it hurt.

I had tried to quit drinking on willpower, but found myself disappointing myself over and over again, in the same amount of times that I started drinking again, exponentially more with every couple of relapses. It was almost a fixed formula; the harder I really wanted to quit, the bigger the relapse was, and the deliberate drinking after the relapse, as if I was punishing myself for failing again, or I was numbing the disbelief. Please silence the scream of the pain. If you hit me hard enough, I will not make a sound any more.

But then the sound of the slap turned out to be the sound the door would have made if it could think back of it’s first brisk opening, leaving me but the choice to barge in. In that dark room I didn’t even find myself, but there lay a book, which showed me the truth about alcohol and addiction. It was the mirror that enabled me to look inside of my head, without me having to flip the image over. I found my freedom because I found my way out. And I have been out ever since. Four months out.

Image

goudbedraad

Voor ons op het uit één stuk gezaagde granieten blad lagen twee piepkleine stukjes uitgeknipt dik -en wit- papier, aan de voor- en de achterkant beschreven met zo mogelijk nog kleinere letters, vloeiend uit een marker met een punt dunner dan een halve millimeter, met tussen de twee papierstukjes een gouden draad zó dun dat zelfs het woordenboek ervan dichtklapte.. puur van schrik; nee, hier zijn geen woorden voor. De dunte van de draad had misschien omschreven kunnen worden als dat ze altijd nog eenvoudig zou kunnen ontsnappen zelfs wanneer ze midden in een zestienhonderdpagina’s tellend woordenboek was gelegd, zo rond de M. De pletkracht die achterop de harde kaft was geschreven en zich zou kunnen houden aan de belofte van zwaartekracht zou de dunheid van de draad nooit kunnen pakken. Waar een olifant een vloeipapiertje op een betonnen vloer daar wel voor eeuwig gevangen kon houden, zou in het gouden-draad-geval het beeld andersom geweest zijn. De bewegingsonmogelijkheid van het vloeipapiertje vloeide naadloos over in de niet te houden mógelijkheid van de vrijheid van de gouden draad. Dun dus.

De twee stukjes papier zaten via deze dunne, gouden draad aan elkaar en zaten zo als één geheel in een klein, glazen buisje, van zo’n vijf centimeter hoog en één centimeter doorsnede. Aan de bovenkant zat een klein kurkje. Ook van achter het glas dat steeds de bocht om ging, was te lezen wat er op de kaartjes stond. Tenminste, als je je hoofd schuin hield.

De hele dag leek eerder op de achterkant van een borduurwerk dan de voorkant, door alle onverwachtheden en veranderingen raakte ik zodanig in de knoop dat ik me nog maar aan één ding vast wist te klampen, en dat was aan de schaal oliebollen die mijn moeder voor me had gebakken. Deze schaal zou voor mij zijn. Nuja, de schaal niet, de oliebollen die erop lagen. Helemaal voor mij. Op het aanrecht stonden nog twee andere schalen, daarvan was er eentje voor mijn zus en de andere was voor mijn moeder zelf. Het beschermen van mijn schaal oliebollen werd een soort nog niet eerder ontdekt Bijbelboek, dat achter het Bijbelboek Jozua geplaatst had moeten worden. En het ging over het beschermen van oliebollen. Waar Jozua vooral aanvallend en strategisch te werk ging, overviel mij alles en was ik meer de plaatselijke brandjes aan het blussen dan überhaupt op zoek te gaan naar de olie die steeds op het vuur werd gegooid. Het leken bolletjes olie te zijn, die uit elkaar spatten en mij met vlekjes verbrandden.

Mijn moeder pakte op een gegeven moment mijn schaal van de kast en begon oliebollen om te wisselen met die uit de andere twee schalen, omdat ze niet zeker wist dat alle drie de lichtingen even goed gelukt waren en ze wilde dat ik in ieder geval 100 procent kans had dat ik ook lekkere zou hebben. Haar hand tussen de schalen te volgen met mijn ogen voelde alsof ik vastgegespt zat in een auto die voorbestemd was om in de muur te crashen. Ik zag het gebeuren en kon er niks aan doen, oh als ogen maar hadden kunnen spreken, maar ik zat vast. Het voelde alsof er ledematen van me werden afgeknipt en ik als een lappen pop dadelijk alleen nog maar mijn oogjes over had. Niet doen, afblijven! Ze zijn goed zo, jouw oliebollen zijn altijd lekker!

Mama wilde het -lief bedoeld- goed maken door mij extra oliebollen geven, uit de schaal die niet voor mij bestemd was. Hierdoor raakte ik alleen nog maar meer in paniek. Nee, de hele puzzel valt zo uit elkaar! Hoe kan ik mijn kind troosten als iemand me haar uit handen heeft genomen? Niet doen, laat maar zo, het is goed zo!

Mijn zus kwam er -grappig bedoeld- bij en acteerde quasi verontwaardigd op een toneel dat als houten ondertitel had: ‘waarom krijgt mijn zus in haar ééntje een hele schaal en moet ik mijn schaal delen met mijn twee kinderen?’ Ook haar hand ging richting mijn schaal en ze wilde een paar van mijn soldaten overhevelen naar haar eigen kamp. Zelfs de intentie van het grapje viel bij mij al verkeerd voordat ze er een volledige uitvoering aan had kunnen geven en ik hulde mezelf in een balend vierkante opmerking: ‘geen grappen maken met mijn oliebollen.’

De handen verdwenen uit zicht, mijn zus en haar twee kinderen zwaaiden zichzelf uit, waardoor de rust -in ieder geval in huis- kon wederkeren. Maar in mijn hoofd raasde alles nog op volle toeren. Alles aan deze dag was niet gegaan zoals het normaal ging, of zoals ik het kon verdragen. Zelfs de te kort geknipte haren van mijn vader stonden in mijn hart recht overeind. Niks was meer zoals het moest zijn.

Alleen mama was ver weg nog vertrouwd. De kleur van haar pas geverfde haar. De leeftijd die zich in lijnen ontvouwden in haar mooie gezicht, haar lengte, haar stem, haar manier van lopen, van omdraaien, van kleden, van zorg, haar kus, haar geur. En ineens waren we met z’n tweeën. Mama en ik. Voor altijd verbonden. Ze keek verheugd opzij en leek van binnen te dartelen; wanneer gaan we je je kerstpakket uitpakken, zei ze. Oh, dat was ik in de hectiek dus helemaal vergeten, dat dat ding nog in de gang stond. Een doos, met daarin een andere doos, die ik had ingepakt, om daarín vijftien cadeautjes te doen die ik ook weer had ingepakt, 3D-tetris-style, zodat de vier cadeautjes die ik mijn moeder nog wilde geven op laatste moment ook nog bij konden. Vier cadeautjes waarbij ik zeker wist dat één ervan haar heel blij zou maken. Maar hoe blij, kon ik pas in volle waarde zien toen ik thuis was.

Thuis zag ik in eerste instantie echter alleen maar in mijn eentje van achter een ander soort glas hoe de stad uit elkaar klapte van vuurwerk. Twee uur eerder die avond was ik vanuit mijn ouders naar huis gefietst omdat ik de rommel in mijn hoofd gewoon niet meer op z’n plek geschud kreeg en eenzelfde rumoerigheid me tegemoet trad bij elk televisiekanaal wat we langsgingen. Ben ik nu niks meer gewend qua televisie omdat ik er zelf geen heb? Het is één en al reclame en als dat verdwenen is, komt er wel bagger uit de monden van de deelnemers van moe makende spelprogramma’s. Ik wilde alleen zijn, in een omgeving die ik voorspelbaar kon maken. En alleen wás ik. Zes kilometer lang geen kip op straat. Geen hond. Geen auto, geen fietser, geen voetganger. Had ik een Covid-avondklok gemist? Waar is iedereen? Iedereen was thuis, of in ieder geval in een huis, vermoedelijk samen. En hier fietste ik alleen, in het donker, met een kerstpakket achterop de fiets waar ook nog – onverwacht- vier cadeautjes in zaten die mama voor míj had gekocht, ook op het laatste moment. Terugkijkend op de dag was ik vooral teleurgesteld in hoe ik gedefinieerd lijk te worden door afwijkingen in patronen die zich enkel búiten mij bevinden, iets dat me nu pas – nu ik het opschrijf – bevreemdt. Waarom zit de stabiliteit niet in mij?

Stroboscopisch keek ik terug op de avond en werd er één lichtpuntje geworpen op de scène waarin ik mijn moeder zag huilen. Het was op het moment dat zij het toeliet om echt te geloven dat wat ik zei waarheid was: ik ben niet meer verslaafd. Het was geen belofte aan haar dat ik nooit meer zou gaan gebruiken. Het was een diep-weten, dat ik haar alleen maar terloops zou kunnen vertellen; volledig inhoudsloze woorden als ze niet zouden worden gezien in daden, of in mijn specifieke geval: níet meer drinken. Ze schoot door haar tranen heen in de lach en zei: ‘Nou, laat dat hele kerstpakket maar zitten, het grootste cadeau heb ik al gekregen.’ Doordat zij toevallig – God doet niet aan toeval – dít cadeautje als eerste uit de doos haalde, zag ik meteen ook het mindere belang van de materiële dingen die ik voor mezelf had gekocht. Het gaat in het leven niet om noise canceling oortjes. Het gaat over God en hoe Hij een wonder in mijn leven heeft gedaan door mij vrij te zetten van verslaving. Dát was het cadeau dat Hij mij gaf dit jaar en dat ik uit wil delen aan anderen, te beginnen bij mijn moeder.

En haar tranen waren misschien wel precies vanwege wat er op de kaartjes stond in het kleine glazen buisje. Doordat we verbonden zijn, raakte het haar, raakte ik haar. Doordat we verbonden zijn, had zij verdriet omdat zij als moeder mij los heeft moeten laten toen ze me baarde en de navelstreng werd doorgeknipt en ik niet langer ín haar leefde, maar met haar, naast haar en zij mij al opgroeiend keuzes zag maken, keuzes ook van destructie. Ik snap dat daar tranen voor zijn, die moleculair bestaan uit vreugde én rouw, en bedoeld zijn om die dieptesporen van machteloosheid helemaal vol te doen lopen, net zoals een zoute vloedgolf op het strand de pasgelopen voetstappen uitwist.

God lichtte een andere scène op van die dag.. Hij liet me zien hoe mama het glazen buisje oppakte en in de kast zette met de woorden ‘deze bewaar ik’. Het was het glazen buisje waarin de twee stukjes papier zaten die via de dunne, gouden draad aan elkaar en zo als één geheel in een afgesloten geheel roerloos samen konden zijn, als was ook dat een terloopse opmerking geweest. Ze had haar hoofd schuin gehouden en gelezen wat er op de kaartjes stond: voor altijd verbonden, jij en ik.

Image

Kissed

Yesterday my nephew of 4,5 years did something he has never done before, and which he also normally doesn’t do, I heard from my brother, with anybody but his parents. He climbed onto my lap. We were making a puzzle and I sat down next to him at the table. It wasn’t the first time we made this puzzle, he couldn’t get enough of it and took it out of the cupboard every time I visited.

And with every piece of the puzzle we fitted together, he came closer and closer. First he was just leaning part of his weight on my arm, then I felt one leg half on my leg, two legs on my lap, and his warm back against my chest, his bum wiggling against my underbelly, the back of his hair against my nose, his chubby arms stretched forward on the table in between my arms. Working on the same puzzle, fitting things together, together.

And far, far away I can hear the echo of one sentence that my brother once said, years ago, when I asked him straight up why he never asked me to babysit. He said: because we are not sure that you won’t drink..

Here I was now. Sober. My first Christmas without alcohol in thirty years. And I am not dreading it one bit, I am not apprehensive, I also don’t mourn the lost years, I just feel so present in the now, and feel a deep overflowing of this continuous realization of what God has delivered me from. And I see now how He couldn’t have set me free from addiction six years ago, when I said yes to Him and got baptized.

I don’t blame Him one bit any more, even though I did blame Him, why didn’t He take the craving away, if He really wanted me to stop drinking, He should make sure all the shops were closed! He should have sabotaged my bike! Why did He let me get addicted in the first place, what kind of Father does that to His child. Why did He deliver other people from addiction and not me?!

It didn’t give me any hope to hear other people’s testimony, instead it made me feel without hope even, there must be something wrong with me, for God is not helping me, when He does help others. People in church kept saying: ‘trust in Him, He will deliver you.’ But as the years progressed, and my addiction grew worse, I looked at those people, shaking my head.. I don’t know what kind of God you serve, but my God doesn’t care about my situation; your words are hollow..

But then in the silence between two of my heart beats a little while ago, I heard God say that He would bring restoration. At first I had no idea what that would look like. Restore what? Who? How? When? But it was something that I somehow clung to, not in a life-giving hope type of thing, but more somewhat angry blamingly.. as if I would call Him to my own throne, scoulding Him for promising me, and still not see any fruition. Demanding He should deliver. Or are His words hollow too, huh?

But my goodness, how He got to restoring! He showed me the truth about alcohol and that turned out to be the only thing I need to step out of the prison of addiction that had me imprisoned falsely

When it was time for my nephew to go to bed.. I didn’t know what to expect.. I was getting ready for a distant high five or so, but he walked towards me, with his gorgeous face and beautiful, big Slavic eyes, and kissed me full frontal on the lips. What a way to start the holidays! Sober and kissed!

Image

Buiten- en binnenkant

Toen ik van de week bij mijn ouders de keuken binnenstapte, was ik bijna per direct ontheemd. Heel even dacht ik: heb ik een bladzijde uit hun levensboek gemist? Gaan ze verhuizen, hoezo weet ik daar niks van? En terwijl mijn hart stilstond, mijn hersenen overuren maakten, mijn ogen niks anders konden doen dan kijken, in de hoop en verwachting dat langer kijken enige logica zou geven, en mijn benen mijn lijf langzaam verder de keuken in brachten, zag ik mijn vader verderop in de stoel zitten, en wist ik heel ver weg dat ik hem normaal altijd een kus gaf ter begroeting, maar nu klopte er niks meer, dus kwam er ook geen kus. Volgens mij kwam er een platgeslagen uit. Ik zal iets gedacht hebben als: als blijkt dat dit allemaal écht is, kom ik je een kus geven.

Wat is het hier kaal, kreeg ik er nog net uitgeperst. Het klonk als een observatie, verpakt als een verwijt én een vraag. Maar het was vooral een schreeuw om hulp geloof ik, want ik had helemaal geen houvast meer. Verschrikt keek ik schuin achter me, maar ook de klok was weg. Niet dat ik per se wilde hoe laat het was op het moment dat ik verdween, maar deze visuele cue voelde als muur waar ik tegenaan had kunnen leunen; het had me even kunnen brengen naar het nu, en dan specifiek hoe laat het in het nu is. Maar de kale muur staarde bewegingsloos voor zich uit.

De hele ruimte leek te bestaan uit ‘alle dingen die weg waren’. Ik zag alleen maar de leegte van de dingen die er normaal stonden en ervoer hun afwezigheid als een keiharde schreeuw van weg, een beetje vergelijkbaar met de afdruk in het zand. Hier stond ooit iets. Hier leefde ooit iemand. Het voelde nu als dood. Er was iets kapot; één dominosteen was omgeduwd en nu viel alles als een kaartenhuis in elkaar. Alle muren waar ik tegen wilde leunen, donderden om. Alleen mijn ouders stonden nog overeind, maar omdat de tijd kwijt was, leken hun ogen stil te staan en mij wereldvreemd aan te staren. Waarom praat er iemand? We kunnen toch niet met z’n drieën zo naar elkaar blijven kijken? Ik versta niks van jullie ogen dit keer! Mama, help!

Wat is hier aan de hand, vroeg ik mijn moeder. Ze zei ze zelf ook overvallen waren door het plan, omdat ze hadden gedacht dat de schilder pas over een half jaar tijd zou hebben, en toen de man ‘volgende week’ noemde, moesten ook zij en mijn vader op stel en sprong alles in gereedheid brengen zodat hij aan de gang kon. Van dat schilderen wist ik, ze hadden het er al maanden over, en natuurlijk zijn ze aan mij totaal geen verantwoording nodig; ik hoef niet op de hoogte gehouden te worden van hun huiselijke (of andere) plannen. Maar wat zij wel op stel en sprong kunnen, kan ik dus niet. Zo snel schakelen, en zéker niet wanneer ik er niet op voorbereid ben. Bovendien was dit het huis waar ik al bijna een halve eeuw thuis ben. En plots kwam ik thuis in een ander huis.

Ik voelde hoe ik al een tijdje gestopt was met ademen en hoe het bloed in mijn aderen zuurstof tekort begon te komen. De tranen schoten me in de ogen en ik probeerde me te verplaatsen in de ánder, wat dapper van hun om een dergelijke grote klus nog te laten doen op hun leeftijd, om zo hun huis uit handen te geven ook, om zo echt een volle week ontregeld te zijn, wat mooi dat ze zich dit zichzelf gunnen ook, even een frisse lik verf eroverheen en ertegenaan. Dat werd mijn houvast, het woord dapper. Maar volgens mij zei ik het vooral tegen mezelf. Ik ben in paniek. Niet bang zijn. Wees dapper.

‘Ziet er ineens een stuk anders uit hè’, zei mijn vader feitelijk en vrolijk. Oh hoe ik wenste dat ik met mijn ja de situatie weer terug had kunnen brengen naar voorheen. Ja, ziet er anders uit, zet nu allemaal maar weer terug. Ik kon niet meer, ik had lang genoeg mijn adem ingehouden en toen ik uitademde, voelde ik dat dit gepaard ging met iets oers. Mama zag het en zei: ‘Ik dacht nog, moet ik je even waarschuwen, dat je niet zo schrikt.’ Dat was inderdaad beter geweest, maar dit soort dingen gebeuren, en groot als ik was schuilde ik huilend in de armen van mijn veel kleinere mama, met mijn rug naar mijn vader toe, die het volgens mij niet echt begreep.

‘Wat gebeurt hier nou’, stelt hij vragend en verwonderd.
En mama zegt alleen maar: ‘Ja, ik snap het wel, ik had het even moeten zeggen.’

De rest van de dag word ik -gelukkig- betrokken bij de schilderklus, en haal ik samen met mijn moeder de gordijnen van de rails, waardoor ik per raam kan wennen aan de nieuwe akoestiek en gaandeweg komen er noodgedwongen toch weer spullen op de aanrecht te liggen.. hoe moeten we anders de aardappels schillen zonder kaasschaaf, hoe moeten we anders samen thee drinken zonder kurken onderzetters, en waar liggen in vredesnaam die pennen nou weer, zodat we onze wekelijkse cryptogram kunnen maken. Wanneer mama niet kijkt, pak ik een vel papier, teken daar een klok op en hang die aan de muur, op de plek waar eerst mijn houvast tikte. Liever kijk ik naar een levenloze tijd van eeuwig-negen-uur, dan naar een eeuwig aanwezige tijdloosheid. Na drie minuten schiet mama in de lach. Ze heeft het gezien.

Image

Diepe hechting

Mijn littekens zijn altijd bij mij, als een soort zoet slapende meisjes met wie ik een volledig wederzijds accepterende en verzorgende relatie heb en ze vertellen soms een klein verhaal.

Toen ik nog automutileerde, sneed ik mezelf soms zo diep dat ik de pezen zag liggen. Het zou in de diepte gehecht moeten worden, zei de huisarts. Ik snapte niet wat hij daarmee bedoelde. Hij zei dat het geen zin had om alleen de wondranden bij elkaar te trekken, omdat er dan teveel spanning op de huid zou komen te staan; bij een dergelijke wond moest je eerst dieper de boel aan elkaar maken. Daarna kon de wond aan de oppervlakte worden gesloten. Als hij alleen de zichtbare kant zou sluiten, voor de buitenwereld zo je wil, zou het niet te voorspellen zijn hoe het intern zich zou gaan ontwikkelen. Zoiets geneest niet spontaan, zei hij…

Rebels als ik destijds was liet ik helemaal niks hechten, de binnen- en de buitenkant niet. Ik was alleen maar naar de huisarts gegaan omdat ik een professional nodig had om me te zeggen wat ik zag, is dat witte een pees? Ik dekte mijn wonden bewust niet af en liep er provocerend mee over straat. Het was alsof ik daarmee stilzwijgend een levende oorlog uitbeeldde. Aanvaller én aangevalde. Gevaar. Blijf weg. Ik voelde een prettig soort veiligheid in andermans angstige ogen en schichtige blik. De enige voor wie ik ze bedekte was mijn vader. Later is het mij pijn gaan doen dat mijn moeder ze wél heeft gezien.

Mijn littekens werden gisteren eventjes wakker. Ze vertelden hoe zacht mijn Vader te werk gaat en heel vaak begint bij een draadje om af te hechten dat ik zelf niet had opgemerkt, laat staan gekozen.

Ze vertelden over hoe Hij zo aantrekkelijk zeker is van Zichzelf dat Hij het durft om soms weken lang niks van Zich te laten horen op zondagochtenden, om af te wachten tot het moment dat ik – vermoedelijk volgens Zijn plan en dus helemaal niet onverwacht en ongepland – diep geraakt word in een oude pijn, waardoor ik in eerste, tweede en derde instantie denk dat ik weer terug ben bij af, en ik naarstig zoek ga naar de scheidingspapieren om de hemelse adoptie ongedaan te maken, liever doe ik het zelf dan dat ik onverwacht de getekende papieren geserveerd krijg, om vervolgens de deur uit te lopen van mijn hemelse huis, de wereld in, gehuld in een duivelse jas die aan elkaar geregen is van uit elkaar getrokken stukken zelfverwijt, zelfmedelijden, slachtofferschap en manipulatie. Trek ten strijde anders verga je zelf!

Ze vertelden hoe Hij – eigenlijk ook in een levend wordende echo van een twee weken lang hardop lezen van de Jakobusbrief, zoals een hemelse brief niet zelden in mijn leven vaak pas tot leven komt zodra ik hem wégleg, in plaats van opendoe – Zijn genade uitstort als een douche over mijn geschoren hoofd en haar, en tot mij spreekt door iemand op wie ik diep in mijn hart een beetje neer had gekeken en over wie ik eerder ook tegen iemand tot mijn schaamte had gezegd dat ik het niet zo’n goede leider vond.. Juist zo iemand gebruikte mijn Vader om me nabij te zijn in een dieper beantwoord gebed dan ik ooit bidden kon.

Mijn littekens lieten zien hoe God élk van Zijn Bijbelse verhalen kan gebruiken om bij je aan te sluiten, ook al zie je totaal geen gelijkenis tussen jouw verhaal en het Zijne. Oppervlakkig gezien zou het te vergelijken zijn met het ultieme onbegrip dat je voelt wanneer je net terugkomt van een slecht nieuws gesprek en iemand aan je vraagt hoe je dag was, om vervolgens op je verstikkend verdriet te reageren met heuglijk nieuws dat hij of zij begonnen is met het haken van goudkleurige sneeuwvlokjes voor in ieders kerstboom.

Hallo. Ik verzuip in een thema dat zich in de loop der jaren heeft vermenigvuldigd, als waren het geluidsfragmenten op een cassettebandje, die zich kleverig vast blijven houden aan meterslange, zwarte tape en vals zingend allemaal naast elkaar bij mij in een kast staan die ik met geen mogelijkheid nog door de voordeur naar buiten krijg. Stonden de negen bandjes maar op alfabetische volgorde, dan had ik op hun rug niet kunnen lezen wat ik nu lees: a.f.w.i.j.z.i.n.g.

Ik voelde in de zak van mijn jas en vond er een briefje: ‘Niemand snapt jou. Niemand snapt dit.’ Mijn ogen vertelden de mond van mijn hart om nooit meer te spreken en om te geloven wat ik zojuist gelezen had. Niemand snapt mij. Niemand snapt dit. De jas verwarmde voor geen meter.

En terwijl ik in gehavende toestand naar een christelijke samenkomst was gefietst, eigenlijk met alleen maar het verlangen om even te verdwijnen in de tijd, om in een iets warmer huis te mogen zitten dan ik het mijne durf te laten zijn en om te kunnen snoepen van wat ze vast weer hadden klaargezet, zal God Zich hebben verheugd bij elke meter die ik onder mijn fiets achter me liet, weg van de wereld waar ik me had willen verschuilen. Bewust was ik gaan fietsen dit keer, in mijn eentje, in het donker, langs plekken waar je rond dat tijdstip gevoelsmatig eigenlijk niet meer moet zijn, en zeker niet als vrouw alleen, en zéker niet op de terugweg twee uur later. Op de een of andere manier blijf ik me veilig voelen in dit soort onuitgesproken onveilige dreiging van donker en eenzaamheid.

Aangekomen bij de samenkomst ging het over Jezus. Over Zijn geboorte. Ik zuchtte even, ben ik de enige die het gevoel heeft om te moeten faken? Wat heb ik aan een geboorteverhaal als ik me zelf op sterven na dood voel? Het was totaal geen doekje voor het bloeden..

.. maar het was wel een hechting.. zo bleek.

Want ineens liet mijn Vader me áchter de schermen kijken, door me een baarmoeder te tonen. Ik zag in de baarmoeder van een vrouw, die de Zoon van God in zich droeg en negen maanden lang de afkeurende blikken van haar stadsgenoten had ontweken, zich doof houdend voor de onware roddel dat ze oneigenlijke seks had gehad, en zich nu in haar barensnood nogmaals afgewezen zag door het gastenverblijf in Bethlehem. Beth Lechem, stad van het brood, waar het hemelse lévende brood op het punt stond om gegeven te worden door de Schepper van het heelal.

Het was alsof mijn littekens me ook in het gastenverblijf lieten kijken. Ik kende het verhaal uit mijn hoofd, maar tot dan toe was het slechts een foto geweest. Geen plek in het gastenverblijf. Punt. Dat was het einde van het feit. Maar God zei dat het geen stilstaande foto was, het was geen stilleven, het was léven; er waren daar mensen aanwezig geweest. Het gastenverblijf was vol. Er waren daar dus heel véél mensen aanwezig. Al veel van die mensen moeten hebben gezien dat er een hoogzwangere vrouw binnenkwam. Er zullen vast ook vrouwen in dat gastenverblijf aanwezig zijn geweest, die zelf moeder waren, en zich nog steeds niet in konden leven in de nood van Maria. Vol is vol. Wie het eerst komt.. Maria zal gezwegen hebben; ze zal het niet uitgeroepen hebben dat zij de Messias zou baren, heb je énig idee Wie ik in mij draag?! Hoe hypocriet zou het geweest zijn als er dan plots wél ruimte was geweest voor Hem. Als ze haar überhaupt hadden geloofd.

Mijn littekens keken me aan. Wie werd er afgewezen, vroegen ze. En ineens zag ik het. Hij. Jezus. Hij werd nog voordat hij het maagdenvlies van de bínnenkant  zou doorbreken en onder het bloed ter wereld zou komen, afgewezen in de baarmoeder. Het was niet alleen het bloed dat Hij bij Zijn dood aan het kruis bloedde voor mij, maar ook het bloed dat van Hem afgewreven werd bij Zijn geboorte dat mijn wond instroomde, in die diepere laag en daar precies paste. De duivel had de waarheid op zijn kop gezet. Er was wel degelijk één persoon die weet hoe het is om te worden afgewezen en die het beter begrijpt dan wie dan ook: de Zoon van God.

God, die een miljard sterren het leven en het heelal in slingerde, enkel door het te willen en Zijn stem volledig samen te laten vallen met Zijn wil. God, die een mens maakte, zo kwetsbaar en nietig, dat als wij dat na zouden doen, het misschien zou lijken op de onmogelijkheid om liefdevol proberen te praten tegen een atoom zonder de angst dat je met jouw adem deze atoom onvindbaar ver weg van je blaast. God, die mensen kan maken uit klei, terwijl wij proberen trots te zijn op die scheve vaas die we eigenhandig draaiden op de pottenbakcursus. Deze God kent afwijzing als geen ander en liet het Zijn Zoon ook meemaken, zodat Hij – als mens- in die diepe duisternis kon fluisteren: ik weet het. En Zijn stem zou doordringen tot plekken waar je je oren niet doof kan houden.

En terwijl de huiskring verder keuvelde over van alles, leek ik me in een apart gezette ruimte te begeven, waar ik een geestelijke noise canceling kreeg. Ik voelde hoe ik niet meer wilde knipperen met mijn ogen en hoe ik door mijn mond wilde ademen, lippen van elkaar. What just happened here, dacht ik verwonderd.

Ben.. ik.. hersteld..?

Image

5.702.400 seconds

Oh boy, what a ride has it been so far. After being almost suffocated to death by this lie that kept feeding me poison and ideas about poison for almost thirty years, I am not sure how to give words to what happened on September thirteen. I think I wouldn’t do justice to God if I didn’t mention Him first and foremost if this posting would be a book.

So, here I go: Him.

After trying to quit using drugs for the umpteenth time I was at a point where I felt I was at a cross-road, where I had the decision to quit one.last.time. If that didn’t work, I was resigning for life, because I knew I would not try quitting one.more.last.last.time any more. I was done trying to quit. The shame and the guilt and the disappointment was just too much to bear and I rather saw my life to go waste by drugs, but at least then I wouldn’t have to be so disappointed by this experience of failure.

And looking back at this day, I now know that God saw that I meant it. By His grace only I was shown the truth about alcohol. Not the facts that I knew all along, the yada yada that alcohol is bad for you, which on many occasions even led me to drink, because I couldn’t bear to fully feel that reality that I was damaging myself, no.. not those facts, but the truth that never sank into my heart before: one of them being the realisation that I was addicted physically as well, I just never – I promise – never saw. I just thought the cravings were just me longing for a drink, but it was a physical dependence, like a baby whose crying will only stop if you hold or feed it. I didn’t drink because I really wanted to, I drank because it made my cravings go away. It was at that point that I saw I wasn’t all that different from a homeless woman, shooting up to prevent her becoming sick. What kind of baby had I turned into? I couldn’t stop crying and was in no shape to be held.

And the cravings were hard as hell, they were so all-consuming, it was as if they were like a thief who wiggles himself first through your closed door and then undresses in your living room, breathing out and soiling himself, filling the air with extra molecules of a song that had just the sweetest tune, making my head turn, the same way you can be captivated by a scent out on the street, immediately taking you out of your decision to kill yourself. Hmmm.. who has been baking cinnamon cookies here??

For four weeks I could have built a thousand rooftops on which I then would stand to shout from ’em: this is this rarely researched phenonomenon called sudden sobriety. This is it! I am truly set free of the trap that I had around the feet of my heart. This isn’t a journey of sobriety, a journey of recovery, this is true freedom, I can’t even call myself an addict, or a recovering one, or a grateful recovering one, it feels as if I have never used drugs in my life. I could honestly say that I don’t want to drink any more, not that I never can any more. And being on all those rooftops, I also felt on top of the world. I felt so fresh, as if the slate was whiped clean.

I would never use again. Right?

But then life got in the way. Or at least satan did. And he hit me hard. It was as if he swallowed the foretaste and prospect of all the bottles of alcohol I would never drink again, and then made me believe my ears were my urethra, filling me up, gushing into me. This time his poison wouldn’t kill my body or my brain, but would affect a relationship with someone who did hold me when I was a baby, crying. A man on whose chest I lay when I was two days old, hungry.

If attachment could be symbolised by a spiritual umbulical coard, satan injected it with Nembutal, making the blood throb both ways, into my heart and my dad’s.

If I would ever kid myself thinking addiction was hard, this thing with my dad was ten times more difficult, because how do you unbruise a bruise of the heart, his and mine? Where do you start vomiting from when the depth of your hurt isn’t validated by an apology or the acceptance of one? How do you say sorry for being spiritually raped by a stranger? What had happened to me had, not just by proxy, but by attachment, basically also happened to my father. But somehow I felt as if I was to blame; I should have known better; the same way that should have known that ethanol can kill is also true for the things some people say; some people you just have to stay away from. And I didn’t.

But maybe God prepared me for this one, by reminding me of the tenth verse of Psalm 27 almost every day, for a month and a half straight, where He promised to always hold me close. And so I clung to that promise, harder than I had ever clung to a bottle of ethanol. Heavenly Father, You are the only one that can embalm this deeply. Heal me. Heal my dad.

And He did.

It was hard as hell going through this, but I truly think I couldn’t have done this while drinking. I can only compare it to purging, not puking this time, going through fire, to have all the little fluff burnt off of the clothing that this thief had left in my living room. The coat turned out to be mine all along and was now cleansed. I am looking forward to the cold of winter.

Image

Henry van Loon

A simple invitation to someone’s home got me all worked up today. ‘Care for some coffee at my place tomorrow?’ She ended with a heart-eyed emoji. Now if she had written if I had time, then I it would have been a little easier to answer, but she asked if I was up for it.

Weird how a matter of fact question can land differently depending on the person asking, because if my mom would have asked, I would have immediately said yes. But now everything in me said no.

And all of a sudden -fast forward- I wanted to get wasted and that desire blindsighted me so badly that I almost felt robbed of my sudden sobriety. It felt as if I had this big balloon of anger inside me that either exploded or emptied itself inside of me. Even my skin hurt. As I was leaning towards a farmer’s fence, observing what was happening inside me, another gulf of emotion washed over me. Intense sadness, grief, tears, I just couldn’t stop crying any more. What is up with me, menopause? Is this me actually starting to feel life now that I don’t do drugs any more? Where is the dimmer? This is just too much!

She reminded me of someone else somehow. In skin color only perhaps. In warmth even? A person who up to this day is unknowingly teaching me that forgiveness has many layers. I look at my telephone screen and shake my head no. She comes too close is all I can blurt out. And it’s not the first time. She makes bad jokes. Stories that could have easily be true, which I take seriously, but then turn out not to. And then I feel like a fool when she laughs. She says out loud ‘I wonder when a certain person will visit me’, rolling her eyes away, or when I politely ask her how her week has been, she replies ‘my house was empty all week, you were not there.’ I don’t like it when she does this, because I already told her that I wanted to take things slow with getting to know people in church. I even think at one point she called me by my nickname, which more people do when they know me better, but somehow I don’t want her to do that yet. Everything is off with her and I find myself making a lot of jokes around her, just to keep her at a distance. It tires me, I don’t have any other communication skills around her besides a harsh: stay away from me.

So no. I don’t want to be in your house for coffee. I almost exploded. Then I felt intense sadness. Then a total numbness. And on that wave of emotions, probably triggered from past pain, here surfed a bottle of white wine. Go ahead sweetie. Numb the anger. Numb the sadness. Increase the numbness.

What just happened here? What is it that this lady triggered in me that almost got me to the point of feeling disassociated? Am I cautious with her for a valid reason? Or does she remind me or past pain that I need to deal with?

I sighed. What a terrible timing to have tickets for the theater with my brother, yet here I am, writing in the lobby, surrounded by people who almost without exception bought alcohol before the show. I feel ruffled up, I was so out of it that I didn’t even recognize my brother as he walked up to me. He’s getting us soda as we speak. I hope the show is hard ass awesome.

 

Image

Pinky promise

I can’t remember for the life of me when was the last time I went without alcohol for three weeks. It feels weird waking up knowing that nobody knows about this. It’s as if the world has forgotten about my birthday and I am the first to congratulate me, while brushing my teeth. I haven’t even told my best friend yet. You are the first.

The book This Naked Mind has been a life changer, a game changer for me in my freedom from drugs. I have been in active addiction for some thirty years, swinging from alcohol to cocaine, methamphetamine, xtc, weed, xanax and automutilation, back to alcohol.

My all time desperate wish was to be in control of my drinking, if I were in control of my drinking, then I would be able to drink whenever I wanted and I could back to drinking. If only I gained control, I’m really gonna try this next time when I drink..

And I have tried, believe me, oh boy, how I have tried.

I even wrote vows on a piece of paper that I then hung on my kitchen kabinet, with my signature underneath, that ‘hereby I promise to just drink this one bottle and not go to the night store, pinky promise, pinky!’ only to find myself boozed out the next day, not even remembering passing that note on my way out in the night. Or maybe I would have slurred something to the effect of: yeah, yeah, pinky pwomish, I gotsh thzish, I’m still in my right mind, otherwise I wouldn’t even conshidwer getting another bottle, I’m not that dwunk.’

Reading up on this stronghold of cognitive dissonance and seeing how I was totally tangled up in lies surrounding alcohol has opened my eyes to see the truth. I understand now what Jesus meant when He said that the truth shall set you free.

Honestly? I thought I’d be addicted for the rest of my life. Here I was, a Christian, really wanting to follow Him in every way, knowing that I was taking a wrong turn when I drank, but I just couldn’t put away the bottle, I was stuck in this vicious cycle of quitting-relapsing-quitting-relapsing, trying again and again, tiring myself out by trying yet another time, up to the point that I stopped quitting, because I didn’t want to feel the pain of embarassment of another relapse. And in the continuance of drinking I told myself: I am drinking because I want to, I don’t need to show to myself that I can quit, because I truly feel the freedom to not drink. I just don’t want to. It’s my decision to drink. I truly feel that. I don’t need to prove anything to myself.

Boy, what a load of crap did I shovel into my life..

It put a strain on my relationship with God too, here I am again, confessing, receiving forgiveness, promising to do better, relapsing, confessing, doubting if I will be forgiven, relapsing because of.. ah well.. there was always an reason to drink, right?

Three weeks ago I was dead serious. This is the last time I’m gonna do this quitting thing. Now that is a pinky promise. I almost ‘swear’ to God, this is the last time I will do this and if I relapse now, I’m done, I will not try again, I will just accept to live with addiction for the rest of my life and it will probably lead to my death, considering the amount that I was drinking. I was dead serious when I said that. This is the last time I’m gonna quit. And if this drugs will lead me to an early death, then so be it. I am fed up with the idea of picking myself up yet another time, quoting Scripture such as fall seven times, stand up eight, because who was I kidding. I won’t do it any more.

And I think God knew that this was it for me. I really meant it. It feels as if I got into a car, turned the ignition on, put it in first gear, started driving, and then all of a sudden He got in the car with me, putting things in second gear. All of a sudden it felt as if God was putting so many things around me in the right light, in perspective. I got my prayer answered: please, Abba, help me with this addiction.

It’s been an amazing journey so far.

So today I will celebrate, and it’s a total coincidence, although I don’t believe I serve a God of coincidences, I this was the day the tattoo shop had time for me. It’s time, finally, to get that sheep tattoo.. mäh!